Het lijkt wel een feestje en 149 andere versjes voor kinderen

Onze recensie

Het gebeurt nog maar zelden dat een nieuwe dichter voor kinderen opstaat in Vlaanderen. Dat alleen al verdient een applaus. Dat het gaat om Stijn De Paepe, huisdichter van de krant De Morgen, die eerder al gedichten voor volwassenen publiceerde, schept hoge verwachtingen. Zijn debuut voor kinderen is gedurfd. Hij brengt niet minder dan 150 versjes. Voor elk wat wils en dat blijkt al meteen uit de 11 afdelingen, die alle gebruikelijke thema’s binnen de kinderpoëzie bestrijken: beesten en feestjes, thuis, familie, slapen, spelen, de natuur in, het huis uit, vanbuiten, vanbinnen (gevoelens), op school en ten slotte feesten en feestjes.

Deze titels klinken erg ‘gewoontjes’ en jammer genoeg geldt dat ook voor een deel van de versjes, die weliswaar heel herkenbaar zijn en vlotjes klinken, maar meteen vervliegen zodra je ze gelezen hebt. Die versjes bevatten te weinig van de magie die goede poëzie kenmerkt, je voelt geen vonken tussen de woorden en wordt als lezer niet verrast. Dat gebrek aan poëtische spankracht gaat soms ook gepaard met al te voorspelbare of flauwe rijmen in de trant van: ‘Paps, mag ik een hondje/ met een staartje aan zijn kontje’. De volgende strofe bevat het verouderde woord ‘tezamen’ dat er enkel staat voor het metrum en het slot van het gedicht is allesbehalve verrassend. Ook geforceerde rijmcombinaties had de dichter beter vermeden zoals ‘Hoe ik hem ook roep, op luide toon,/ papa ziet alleen zijn telefoon.’ Of ‘Dansen als een feetje./ Dansen als een beest./ Elke dag een beetje./ Dansen is een feest’. In dienst van het metrum grijpt de dichter soms naar weinig zeggende woorden als ‘gewoon’, ‘inderdaad’ of ‘heus’ zoals in ‘Snot’: ‘Misschien dat het jou nog/ niet opviel, maar heus:/ je wijsvinger pas dus/ preciés in je neus.’

Positief is dat echt storende rijmdwang alles bij elkaar zelden voorkomt. De meeste versjes rijmen soepel, hoewel die rijmen zelden verrassen. Ook ritmisch zitten de meeste versjes goed, waardoor ze zich vlot laten voorlezen of voordragen. Meestal slaagt de dichter er ook in om te kijken door de ogen van een kind, met verwondering of verbeelding, waardoor je plotseling vaststelt dat je van alles twee hebt aan je lichaam, behalve je neus of in de wolken de meest fantastische figuren ziet. Vanuit die kinderlijk kijk gaat er veel aandacht naar het spel en naar gevoelens als blij of bang zijn.

De sterkste versjes combineren een eenvoudige verwoording met speelse taal en verrassende combinaties. Ik geef een paar voorbeelden, maar wie in deze bundel duikt, ontdekt er ongetwijfeld meer. ‘Lift’ bijvoorbeeld is even compact als speels. Woorden krijgen er een bijzondere betekenis: ‘Wat was ik in mijn nopjes:/ een kooi met honderd knopjes,/ een kamertje op drift.// We zakten en we stegen./ Van 0 opnieuw tot 9./ We zaten in de lift.’ ‘Uitvinder’ is een langer gedicht, maar toch wringen de rijmen nergens en het slot verrast. Ook in ‘Kaart’ vouwt het slot het versje mooi dicht en bovendien biedt het gedicht een verrassende kijk op wat een kaart voor een kind is. Nog andere gedichten laten zien hoe krachtig een verrassend slot werkt zoals ‘Wolken’, ‘Winterzon’ of ‘Blij’. In dat laatste vers plaatst de slotregel de opsomming die eraan voorafgaat in een ander licht. Versjes als ‘Kriebeldiertjes’ en ‘Winterzon’ spelen een klankrijk spel met taal dat leidt tot neologismen als ‘kriebeldierspiertjes’ of knetterende opsommingen als ‘Pletsen, plassen, kroelen, klooien!/ Klodder-, kledder-, kliedernat.’

De bundel is rijkelijk geïllustreerd met tekeningen die opvallen door de karikaturale stijl en het schaarse gebruik van kleuren die fel afsteken tegen het witte blad. Hoe eenvoudig ze er ook uitzien, vaak geven ze een heel creatieve en speelse invulling van de tekst. De interpretatie van Meester Vermassen met al zijn jassen is echt verrassend. Minstens even leuk is de prent bij ‘Boodschappen’, waarop een baby in zijn buggy bedolven wordt onder de flessen cola terwijl het zusje een stapel koekjesdozen en zakjes chips torst. De verbazing van de papa wordt versterkt door zijn schuine bovenlichaam dat als het ware om de hoek van de pagina komt kijken.

Conclusie: Het lijkt wel een feestje had echt een feest van taal kunnen zijn als er een veel strengere selectie was gebeurd. Bruikbaar is deze bundel zonder twijfel. De versjes sluiten helemaal aan bij de thema’s die vooral in de kleuterklas populair zijn. Ze lezen bovendien meestal lekker vlot weg. Maar om het niveau te halen van dichters als Edward van de Vendel, Joke van Leeuwen of Hans en Monique Hagen, zal Stijn de Paepe strenger moeten selecteren en werken aan de poëtische spankracht van zijn versjes.

Jan Van Coillie

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur