‘Voor avonturiers en dierenvrienden van 5 tot 8 jaar’. Wat een merkwaardige ondertitel! De combinatie avonturiers en dierenvrienden geeft meteen kleur aan de doelgroep én de precieze leeftijdsaanduiding (die je nog zelden op kinderboeken vindt) speelt in op de beginnende lezertjes voor wie het boek bedoeld is. En het is inderdaad een ‘lekker dik’ boek, dat daardoor alleen al afsteekt tegen de vele dunne boekjes voor die doelgroep. Dat het boek zo dik is komt doordat het drie eerder verschenen verhalen bundelt én doordat het zo ruim geïllustreerd is.
Sylvia Vanden Heede opent de bundel met ‘Wolf en hond’. Het is meesterlijk hoe ze met enkel eenlettergrepige woorden een boeiend verhaal weet te brengen met humor en speelse taal, een verhaal waarin plagen en dreigen, lachen, spelen en rijmen mekaar afwisselen. Op de koop toe doet ze ook nog aan woordverrijking: “Het spek kist. Zo heet dat: het spek kist in het vet.” Het verhaal heeft bovendien een verrassend slot dat Wolf niet, maar het kind (dat al kan lezen!) wél kan achterhalen. De illustraties van Marije Tolman verraden soms de invloed van Thé Tjong Khing. Leuk is het contrast tussen de zachte, gladde hond en de ruige, harige wolf.
In ‘De zeepridder’ zet Evelien de Vlieger nog meer in op humor. Ridder Roger de Sein Tro Pee wordt door zijn vrienden zeepridder genoemd omdat hij zo netjes is. Op een dag krijgt hij de opdracht van de koning om een draak te verslaan, maar dat blijkt een vals plan van de boosaardige en vieze graaf Grijs. Hulp krijgt de zeepridder van zijn schildknaap Fons, die voor een groot deel van de humor zorgt. Uiteindelijk trouwt hij nogal voorspelbaar met een slordige maar wel pientere prinses. Hoewel het verhaal door de combinatie van avontuur en humor leuk is om te lezen, overtuigt het minder dan ‘Wolf en hond’. Zinnen als ‘Zonder lelies is Lies sip’ zijn nodeloos gekunsteld in functie van de leestechnische beperkingen en ook de woordgrapjes klinken soms gezocht (‘het hof gaat naar de tuin’). Overigens ligt het leesniveau hier hoger, met ook woorden van twee en drie lettergrepen. De karikaturale tekeningen van Mattias de Leeuw doen denken aan die van Quentin Blake. Zijn grapjes zullen de jonge lezers wel aanspreken, kijk maar naar de turnende ridder in rode onderjurk.
Groot is het contrast met de kleurrijke prenten van Noëlle Smit bij het laatste verhaal, ‘Job en de duif’. Haar tekeningen kun je plaatsen in de traditie van Fiep Westendorp met vermenselijkte dieren en vooral expressieve kinderen met wilde haren en wipneusjes. In de tekst neemt de leestechnische moeilijkheidsgraad toe, waarbij de zinnen naar het einde toe langer worden. Het verhaal op zichzelf is vrij mager. Job ontfermt zich over een duif die door zijn baasje verkocht dreigt te worden, zodat hij gescheiden zou worden van zijn vrouwtje. De levendige gesprekken tussen Job en Duif maken echter veel goed. Komen daarbij de sprankelende illustraties, culminerend in een feest vol popcorn.
Het lekker dikke leesboek mag gerust Het lekker dikke lees-en kijkboek genoemd worden. In een landschap van talrijke saaie boekjes waarin je al te zeer de beperkingen van het leesniveau voelt, is dit heerlijk dikke boek met boeiende verhalen en sprankelende illustraties een verademing.
Jan Van Coillie