Lonny Quicke is een ‘leefling’. Hij kan stervende mensen terug gezond maken. Maar, bij elke levensreddende actie verliest hij een stuk van zijn eigen levenstijd. Een moeilijk dilemma voor hem? Niet echt. Telkens wanneer hij in de buurt komt van een stervend wezen (mens of dier) voelt hij een onweerstaanbare drang om het te redden. Die drang laat hem geen keuze. Zijn eigen levenstijd dreigt dus heel snel op te zijn. Om hem hiertegen te beschermen, woont zijn vader met Lonny, kleine broer Mug en opa in een huisje middenin het bos. Lonny moet in de buurt van het huis blijven, zodat hij zo weinig mogelijk levende wezens ontmoet. Maar Lonny wil naar de stad op zoek naar sporen van zijn overleden moeder. Zal zijn vader hem kunnen tegenhouden?
Je beleeft het verhaal door de ogen van Lonny, het hoofdpersonage. Hij staat voor een zwaar dilemma. Blijft hij veilig in het bos bij zijn vader en opa, waar hem een lang en vrij eenzaam leven te wachten staat? Of gaat hij naar de stad, waar hij nieuwe ervaringen kan opdoen en meer kan te weten komen over zijn overleden moeder? In de stad zal hij zeker stervende wezens ontmoeten. Hij weet dat hij dan niet kan weerstaan aan zijn reddingsdrang. Zijn eigen veiligheid of een kort leven waarbij hij anderen kan helpen … een moeilijke keuze.
De tekst in het boek is erg expressief. Hiervoor hanteert de auteur enkele leuke handigheidjes. Ze maakt veelvuldig gebruik van onomatopeeën en past de typografie aan. Tel hierbij de levendige dialogen en je krijgt een beeldende en verfrissende schrijfstijl. De hond Loeki wordt aangeduid met “Kef-kef” of “Grrr”, de haan met “kukelekukelekuu”, de zoem in de oren van Lonny met “Wwwwwmmmmmmmmmmmmm”. Opa is hardhorig en schreeuwt altijd: zijn woorden staan dus ook in hoofdletters. De zoem van een stervend wezen klinkt oorverdovend in de oren van Lonny. Wanneer de zoem onweerstaanbaar wordt voor hem, staat de reeks medeklinkers in hoofdletters. De gedachten van Lonny worden dan weer cursief weergegeven. Het verhaal heeft een overzichtelijke structuur. Het is opgedeeld in drie delen en 37 korte hoofdstukken. Daardoor kan ook een minder geoefende lezer makkelijk zijn weg vinden.
Dit is een boeiend boek in een frisse schrijfstijl.
Lut Vanderaspoilden