Jasper verhuisde samen met zijn moeder naar een straat, Van Axel ter Loop, waar hij heel graag woont. Hij kan niet meer zonder zijn vreemde buren. Elke dag gaat hij wel iemand opzoeken of komt hij wel iemand op straat tegen. Op de achterflap lezen we over Jaspers buren: ‘Bijna allemaal zijn ze een tikje kierewiet: Pillenvrouwtje, de altijd ruziënde Brullers, moeder Dweil en haar zoon Bleekwater, de gekke mevrouw Letter, de wat enge zussen Lieveling en nog vele anderen.’
Jasper en zijn moeder gaven bijna al hun buren treffende, grappige bijnamen. De zussen Lieveling heten ironisch genoeg echt zo: ‘Op nummer 7 wonen de zusters Lieveling. Ze zijn met z’n drieën en het plezierige aan hun naam is dat ze echt zo heten. Jasper en zijn moeder hoefden hun hoofd dus niet te breken over een geschikte naam voor de zussen. Linda en Lisa en Leentje Lieveling. Oké, het zijn niet echt krengen, maar lievelingetjes zijn het toch ook weer niet.’
Het boek is opgebouwd uit korte verhalen rond Jasper en verschillende burenpersonages. Enkel Jaspers moeder is heel vaak aanwezig. Op zijn nieuwe school heeft Jasper een vriendinnetje, Lonny. Ook zij komt af en toe terug in zijn verhalen. Het hoofdstuk dat het boek zijn titel schonk (‘Het knettert in Jaspers hoofd’) omschrijft Jaspers verliefdheid op Lonny en het haantjesgedrag dat de jongens in zijn klas in haar buurt vertonen.
In het laatste hoofdstuk (‘Je zult altijd bij me zijn’) staat Lonny op het punt met haar moeder naar Amerika te verhuizen. Zij en Jasper nemen afscheid. Dat is best wel triest – ondanks bijvoorbeeld een doos vol met spullen die hen verbinden en die de pijn zouden moeten verzachten. ‘Al duurt het jaren voor we elkaar terugzien, je zult altijd bij me zijn,’ zegt Lonny. Ze pakt een veertje en streelt er even mee langs zijn gezicht. ‘Ik hoef maar in de doos te kijken en ik weet weer hoe je bent.’ Ze bindt er een touw omheen. ‘Zo. Klaar.’ Jasper krijgt de hik. Hij huilt nooit. Als iets hem hindert of verdriet doet, krijgt hij de hik.’ Jaspers buren vormen een kleine gemeenschap, met herkenbare trekken en tics die uitvergroot werden en voor een grappig effect zorgen. Welke buurt heeft geen vrouw die eigenlijk te veel pillen slikt, een stel dat ruzie maakt zodat bijna de hele straat het kan horen, een vrouw die met haar hond getrouwd lijkt, een ouder mannetje dat wat hulp kan gebruiken, enzovoort?
Terloops wordt in één van de verhalen binnen die kleine gemeenschap een lans gebroken voor het homohuwelijk. De verhalen over Jasper en zijn buren zijn vaak grappig. Toch blijven ze niet steken in een verlangen om altijd grappig te willen zijn. Er is ook plaats voor nuances die tegengewicht bieden aan het absurde in sommige anekdotische passages. Zo gingen Jasper en enkele andere kinderen tuinmuren schilderen bij een oudere man die dat zelf niet meer kan, Kleine Bever. Alles is na afloop spierwit. De volgende morgen zijn enkele kinderen in paniek, want de sneeuwwitte tuinmuren zijn schilderijen geworden en ze vrezen dat Kleine Bever die niet mooi zal vinden.
Waarschijnlijk heeft hun ietwat eigenaardige vriend Thomas dat gedaan. ‘[…] Landschappen hebben purperen zonnen, rode bomen en blauwe struiken. Een oranje olifant trompet naar kinderen met lange, smalle gezichten … Door rake opmerkingen biedt de schrijfster haar lezers soms wat psychologisch doorzicht aan: ‘Al die moeite, kinderen. Dit hadden jullie echt niet hoeven te doen. Maar het is fantastisch mooi, dank je, dank je wel.’ […] Omdat het achter hem stil blijft, draait Jasper zich om. Laura en de broers hebben zich nog niet bewogen. Ze kijken naar elkaar, maar zeggen niks. Jasper grinnikt. Ze weten niet wat ze moeten doen, denkt hij. Boos zijn op Thomas of hem vertellen dat hij prachtig kan tekenen …’
Tot slot valt het op dat vander Heyden haar woorden zorgvuldig afgewogen heeft. Ze biedt haar lezers een rijke woordenschat aan. In de volgende passage reikt ze bijvoorbeeld een niet-alledaags woord als ‘minzaam’ aan. ‘Maar mevrouw Letter heeft een aangename, beschaafde stem. En de manier waarop ze je aankijkt, is minzaam. Jaspers moeder heeft een poosje moeten nadenken voor ze het juiste woord had gevonden. ‘Minzaam,’ zei ze toen tevreden. Geen mens die het nog zegt, maar het woord bestaat nog. Bijvoorbeeld om te kunnen beschrijven hoe de stem van mevrouw Letter klinkt.’
Een leuk boek dus, vol knettergekke personages die zichzelf en elkaar vinden in hun anders zijn. Een mooie boodschap die niet alleen naknettert in Jaspers, maar ook in de lezers hun hoofd.
– Door Hannelien Del’haye –