Vanaf de eerste regels is het duidelijk: Daantje heeft gelogen. Blijkbaar heeft die leugen ook grote gevolgen, want zelfs de politie wordt erbij gehaald. Maar wat ze juist heeft gedaan, daar word je als lezer niet meteen wijzer uit.
Eerst moet je begrijpen hoe Daantje op dit punt gekomen is. De volgende vijftien hoofdstukken nemen je dan ook mee terug in de tijd. ‘Ik heb een hondenhart, ik wil dat iedereen bij elkaar blijft’ , zegt Daantje over zichzelf. Maar helaas, zo loopt het niet. Hun ouders zijn gescheiden en hun vader verhuist naar Kreta. Daantje kan dit niet goed verwerken, maar toont dit eigenlijk aan niemand. ‘Ik doe of ik Daantje ben, maar diep vanbinnen ben ik iemand die ik niet ken en wel echt ben. Ik doe alsof ik Daantje ben en doe mijn best om dat zelf te geloven. Vaak lukt dat, soms niet.’
Nadat ze samen met haar zus Iris hun vader op Kreta heeft bezocht, kan ze haar draai helemaal niet meer vinden. Ze weet niet meer waarom ze haar bed uit zou komen. Ontevreden met de werkelijkheid, vlucht ze weg in haar fantasie en dromen. Daarin reist ze naar Nangijala, het land uit Astrid Lindgrens boek De gebroeders Leeuwenhart . Ze hoort en ziet Karel, een van de broers, ook in haar dromen. Via slaap en Nangijala probeert ze aan de werkelijkheid te ontsnappen. Haar broer Sander denkt dat er wat anders aan de hand is en dat ze wordt lastig gevallen door Wout, de broer van hun moeder. Die is veel bij hen om hun moeder te steunen en kan niet opschieten met Sander.
Sander praat op Daantje in, waardoor ze zelf sterk begint te twijfelen over wat er gebeurd is. Ze blijkt niet sterk genoeg om zich te verzetten en waarheid van leugen te onderscheiden. Was zij het trouwens ook al niet die smoesjes vertelde tegen haar zus en vriendinnen om haar asociale gedrag goed te praten? Van dan af aan worden er heel wat mensen bij de ‘kleine leugen’ van Sander en Daantje betrokken, en de leugen neemt enorme proporties aan. Op een bepaald moment houdt Daantje het niet meer uit, ze loopt weg, naar haar vader.
Onderweg kan ze haar gevoelens als ‘kind van gescheiden ouders’ ventileren in een brief, waarin ze bijzonder mooie beelden neerschrijft: ‘Scheiden is alsof jullie een appel doormidden snijden en wij het klokhuis zijn. Vier pitjes rechts: moeder en de kinderen, één papapitje rechts ’. Zowel voor haar als haar vader is dit een poging tot een nieuw begin. Vanaf dan gaat het stap voor stap weer de goede richting uit met Daantje. Maar hoe legt ze de leugen aan iedereen uit, en zal iedereen haar wel geloven?
Dit boek vertelt een psychologisch tienerverhaal, en bevat veel herkenbare elementen voor leeftijdgenoten van Daantje. Het draait om het omgaan met een scheiding, depressie, broer- en zusterliefde, en waarheid versus leugen. Daantje wil vooral met rust gelaten worden, en koste wat het kost ruzie vermijden en graag gezien worden. Daarom gaat ze in het begin ook niet hard genoeg in tegen Sander, die haar een leugen blijkt aan te praten.
Verder blijft de scheiding tussen haar ouders moeilijk te verwerken. Ze vlucht dan ook weg in haar fantasie en leugens, en later ook in realiteit. Maar hoe zal ze het kluwen van smoesjes en leugens volhouden zonder door de mand te vallen? En gebruikt ze die leugens niet vooral om aandacht te trekken en haar egocentrische levenshouding te verantwoorden? Daantje wordt voor de lezer zo eerder een personage dat toont hoe het best ‘niet’ moet. En hoe ‘een kleine leugen’ al snel een ketting van leugens opwerkt, die niets dan miserie oplevert, voor jezelf en je naaste omgeving.
Het boek toont op een indringende manier hoe iemand aan zichzelf begint te twijfelen, de waarheid niet meer kan onderscheiden van leugen, en hoe je gewoon weer iemand wil zijn die ‘echt’ is, maar is vastgeraakt in onechtheid. En hoe Daantje beter dieper had nagedacht vooraleer zij een op het eerste gezicht kleine leugen vertelt, die toch enorme gevolgen kan hebben. Gelukkig is er altijd wel weer een weg naar de waarheid. En die moet je zelf niet alleen kunnen, maar ook willen vinden.
– Barbara Artoos –