Er zijn van die sprookjesachtige verhalen waarin je meteen helemaal weg kunt duiken. Het klassieke voorbeeld is Alice in Wonderland, waar je letterlijk met Alice in een konijnenpijp kunt duiken naar een andere wereld. Maar ook de verhalen van Paul Biegel,zoals De tuinen van Dorr of Nachtverhaal bieden die unieke ervaring of recenter Lampje van Anet Schaap. Het boek van Beatrice van Kate Di Camillo mag je in die illustere rij plaatsen. Lees de eerste zin en je bent verloren; “Answelica was een geit met tanden die de spiegel van haar ziel waren: groot, scherp en weerbarstig.”
Het boek van Beatrice volgt de klassieke sprookjesopbouw. De basis is een tocht die de held (hier heldin) onderneemt met een bijzondere opdracht. In dit geval is die opdracht gebaseerd op een profetie: er is een meisje dat de koning van de troon zal stoten en voor een grote verandering zal zorgen. Geleidelijk aan wordt duidelijk dat Beatrice dat meisje is. En dan zijn er nog de flarden herinneringen die bij haar binnen komen, met als belangrijkste de volgende levenswijsheid: “Wij zullen allen uiteindelijk terechtkomen waar we thuishoren. Wij zullen, uiteindelijk, onze weg naar huis vinden.” Die wijsheid doet haar met toenemende verbetenheid op zoek gaan naar haar moeder. Ook typisch voor het sprookje is de strijd tussen de heldin en een machtige vijand, hier de raadsman van de valse koning. Bij die strijd wordt de heldin bijgestaan door bijzondere helpers.
Het is een van de grote verdiensten van Kate DiCamillo dat ze niet alleen de hoofdfiguur een onvergetelijke persoonlijkheid meegeeft, maar ook die helpers. Er is op de eerste plaat de geit Answelica. Die terroriseert de monniken bij wie ze verblijft (die haar niet durven weg te doen omdat ze duivels zou zijn) maar beschermt meteen als een moeder de gewonde en verwarde Beatrice. Beatrices tweede belangrijke helper is de monnik Edik, met zijn bijzondere linkeroog dat ‘danst’ in zijn hoofd, maar vooral met zijn onvoorwaardelijke steun voor haar, ook al moet hij daarvoor zijn vele angsten onder ogen zien. Onderweg naar het paleis krijgt ze er nog twee vrienden bij en ook die typeert DiCamillo onvergetelijk. De jonge Jack Dory, die zich volgens Beatrice door de wereld beweegt met de lichtheid van een vogel. Zijn levenslust maskeert echter een diep verdriet, maar vooral heeft hij een hart van goud, wat Beatrice feilloos aanvoelt. En dan is er nog de rare Cannoc met zijn lange, grijze baard en zijn aanstekelijke lach, een eenzaat die in een boom woont en uiteindelijk een spilfiguur zal blijken bij het onttronen van de valse koning.
Niet alleen de personages, maar ook de ruimtes en bijzondere gebeurtenissen of dromen beschrijft DiCamillo zo plastisch en beeldend dat je ze zó voor je ziet. Een fraai voorbeeld is de droom van Beatrice over het zeepaardje dat haar onderwijzer haar ooit liet zien en in haar droom verbonden is met lichtheid en dood. Dat zeepaardje is een van de vele motieven die herhaaldelijk opduiken en die samen met de verschillende verhaaldraden het geheel tot een intrigerend weefsel maken. Zo is er op het eind ook het verhaal van de zeemeermin, dat Beatrice beloofde aan broeder Edik en in gevangenschap vertelt aan de valse koning.
Zoals de ondertitel verduidelijkt, is dit niet alleen een verhaal over het lot en de liefde, maar ook over de kracht van woorden en ruimer van schoonheid. Broeder Edik is bezeten door schoonheid. Zo vergeet hij de tijd op een ochtend waarin alles bedekt is met een laagje rijp: “Het leek wel alsof de hele wereld van binnenuit werd verlicht.” Die schoonheid steekt ook in letters en woorden. Het fragment waarin Beatrice aan de ongeletterde Jack de eerste letters bijbrengt, is een sterk pleidooi voor de pracht en de kracht van lezen en schrijven en van letters en woorden. Jack kijkt vol verbazing naar de letters die Beatrice opschrijft “en het voelde alsof elke letter een deur was die vanbinnen bij hem openging, een deur naar een verlichte kamer: ‘De wereld’, zei Beatrice tegen Jack Dory, ‘kun je spellen.’”
De slotwoorden van het boek ballen niet alleen de kernthema’s van het verhaal nog eens samen, maar Beatrice geeft ook de kracht ervan aan. Zij kunnen de wereld veranderen: “Liefde, en ook verhalen.” Wie zich in dit magische verhaal heeft ondergedompeld, beseft beter dan ooit hoe waar dit is.
Jan Van Coillie