In 1951 is Thomas negen jaar. Hij heeft een schrift dat hij Het boek van alle dingen noemt en waarin hij over mooie én droevige gebeurtenissen in zijn leven schrijft. De jongen groeit op in een streng gelovig gezin. Vooral de vader eist van zijn zoon onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en vroomheid. Elke avond moet Thomas luisteren naar verhalen uit de bijbel. Een kleine jongen van negen snapt niet alles wat in de bijbel staat of wat er tijdens de kerkdienst wordt gezongen. Zo zingt hij uit volle borst: ‘Goede stierenheer verlos onze ellendige zondagen.’ Dat maakt vader razend en hij grijpt nog maar eens naar de houten lepel om Thomas op zijn blote billen te slaan. Moeder, die haar zoontje wil beschermen, krijgt ook het zoveelste pak slaag. Ondanks die vaak onverwachte straffen, beleeft Thomas ook mooie dagen.
Hij vlucht in een fantasiewereld waar Jezus aan hem verschijnt en lange gesprekken met hem voert. Hij sluit vriendschap met de buurvrouw, van wie de buurtkinderen beweren dat ze een heks is. Thomas vertelt haar dat hij later gelukkig wil worden en zij steunt hem in dit voornemen: ‘Dat is een verdomd goed idee. En weet je waar geluk mee begint? Met niet meer bang zijn.’ Thomas probeert niet meer bang te zijn van vader, maar zijn poging om zelf ‘Egyptische plagen’ over zijn vader af te roepen, mislukt. Toch blijft Thomas, ondanks het verbod van vader, de buurvrouw trouw bezoeken. Zij geeft hem boeken en laat hem kennismaken met versjes van Annie MG Schmidt. Met de steun van zijn moeder, zijn oudere zus, een gehandicapt meisje waarop Thomas een beetje verliefd is én de buurbrouw, besluit hij een voorleesclub op te richten. De eerste bijeenkomst is bij hem thuis. Die avond merkt Thomas dat vader niet die sterke, alwetende man is voor wie hij zich uitgeeft…
Ondanks het zware, donkere thema zit er ook veel humor in dit verhaal, zoals de scène waarin blijkt dat de vissen in hun aquarium met de hulp van Thomas ook een Egyptische plaag ondergingen. Het is ook een hoopvol verhaal omdat vriendschap en liefde zegevieren en omdat de lezer in het eerste hoofdstuk Voor het verhaal begint van de auteur verneemt dat het uiteindelijk toch goed kwam met Thomas: ‘En Thomas?’, vroeg ik de laatste avond, ‘is het je gelukt?’. Want wij noemden elkaar inmiddels bij de voornaam. ‘Wat, Guus?’, vroeg hij. ‘Ben je gelukkig geworden Thomas?’ ‘Ja,’ zei hij. Toen dronken we een mok warme chocolademelk.
Guus Kuyer schreef niet alleen een aangrijpend verhaal, hij deed dit ook nog in een bijzonder mooie taal. Er blijft veel tussen de regels verscholen, waardoor de lezer zelf zijn fantasie moet aanspreken en dieper moet nadenken om onderliggende betekenissen en extra verhaalelementen op te diepen. De naoorlogse tijd is mij bekend. Zelf was ik nét vijf in 1951. Eerst vroeg ik me af of kinderen van nu dit verhaal wel kunnen smaken?
Een gezin in de ban van de bijbel en een tirannieke vader, het is voor de meeste jonge lezers een ver van hun bed verhaal. Toch zit er ook veel herkenbaars in de gedachten en gevoelens van Thomas. Elk kind voelt zich wel eens niet begrepen of onterecht gestraft door zijn omgeving, al zal dit bij de meeste niet in deze extreme vorm gebeuren. Hoewel ook vandaag nog huiselijk geweld optreedt in gezinnen, en jonge kinderen via dit verhaal misschien een opstapje vinden om erover te spreken en hun gevoelens kunnen plaatsen en delen. Daarmee wordt maar weer eens bewezen dat een verhaal zich niet hier en nu moet afspelen om je te kunnen inleven in wat de personages meemaken.
– Door Anita Wuestenberg –