Mira werkt als vrijwilliger in het dierenasiel en vindt daar een zielsverwant in de zwaar mishandelde hond Turbo. Ze voelen elkaar perfect aan, omdat ze allebei zware trauma’s hebben opgelopen. Mira besluit Turbo te adopteren en haar collega verwoordt het zo: ‘Turbo heeft chance dat hij jou heeft ontmoet. Jullie lijken niet alleen op elkaar, jullie zijn soulmates.’ (12) en Mira zegt het ook tegen haar moeder: ‘Je blikt zegt al dat hij niet goed genoeg is. Ik accepteer zijn mankementen en hij de mijne.’ (48) Ondertussen werkt Mira ook aan korte artikels voor de krant over dieren en is ze vastbesloten op die manier de vorige eigenaar van Turbo op te sporen.
Afwisselend met het verhaal van Mira en Turbo krijgen we ook het verhaal van Staf. Hij verwoordt letterlijk de andere kant: hij is de vorige eigenaar van Turbo (hij noemt hem Barka) en is verantwoordelijk voor alle trauma’s die Turbo heeft opgelopen. Staf is een jager en gelooft in de tactieken die zijn vader en zijn grootvader hem hebben geleerd. Geen medelijden maar dieren met harde hand opkweken tot ze ‘staalhard’ zijn. De beschrijvingen van de trainingsmethodes van Staf zijn bij momenten bikkelhard. De hoofdstukken van Staf zijn ook geschreven in een bruuskere taal, doorspekt met dialect, terwijl de artikels die Mira schrijft met zorg en veel research zijn opgebouwd: ‘Het is tegenwoordig in de mode om te wauwelen over emotionele kwetsuren, maar een echte kwetsuur, daar spuit bloed uit. Een bot scheldwoord, een mep of stamp, wat laten verhongeren, da’s geen kwetsuur. Dat heet opvoeding. Waar ge niet dood van gaat, daar wordt ge sterker van.’ (34)
Het contrast tussen beide verhaallijnen kon niet groter zijn en de twee uitersten worden lijnrecht tegenover elkaar geplaatst. Mira draagt de zachte aanpak uit en probeert uit alle macht de opgelopen trauma’s van Turbo te helen, terwijl Staf er dus verantwoordelijk voor is. Het is bijna onvermijdelijk dat ze ergens in de loop van het verhaal met elkaar worden geconfronteerd. Als dat maar goed afloopt…
De echte ster uit dit boek is voor mij echter zonder twijfel Turbo en specifiek de band tussen Mira en Turbo. Hij is er bijna instinctief, vanaf het eerste moment. Ze begrijpen elkaar, helpen elkaar, beschermen elkaar. Ze horen bij elkaar. Je kan niet anders dan dolgelukkig zijn dat Turbo zo’n gouden mandje gevonden heeft na wat hij bij Staf allemaal heeft meegemaakt.
Er zit ook belangrijke symboliek in het boek: In de loop van het verhaal komt Mira met heel wat mensen in contact: Tom van het asiel, de hoofdredacteur van de krant, Julie en haar hond Lobbes, haar ex-lief Kobe. Zelfs de band met haar mama betert. Op het einde van het verhaal heeft ze dus een netwerk waardoor ze zich gesteund voelt. Dankzij die steun gaat ze haar demonen uit het verleden ook niet langer uit de weg, maar gaat ze keihard de confrontatie aan. Mira is dus in het begin helemaal alleen en gesloten, maar leert zich via of samen met Turbo opnieuw openstellen voor andere mensen. Bij Staf gebeurt het tegenovergestelde, hij waant zich onderdeel van de grote groep jagers, maar kan niet opscheppen met zijn grootste trofee, en ook de man wiens leven hij heeft gered, keert zich tegen hem. Hij eindigt volledig vereenzaamd en alleen en kan zelfs niet van zijn trofee genieten omdat een natuurinspecteur hem op de hielen zit: ‘Maar het is te laat. Aan mijn sterfbed zit geen nakomeling die bij mij waakt, (…) mijn hand vastpakt en mij bedankt. Zoals ik bij bompa heb gedaan. (…) Ik ga helegans alleen creperen.’ (158)
Maar ook voor wie niet zoveel van honden houdt, heeft dit boek heel wat te bieden. De emotionele diepgang zit niet enkel in de band tussen mens en dier, maar ook in het omgaan en leren leven met trauma’s. Het geeft bijvoorbeeld heel wat inzicht in hoe trauma’s ontstaan, maar vooral hoe ze, als ze er eenmaal zijn, doorwerken en iemands leven tegen wil en dank binnendringen: ‘En ik dacht: als we niet praten over die miserie, voelen we de pijn niet meer, kunnen we het vergeten. Maar zo werkt het niet.’ (169) Je moet maar eens tellen hoe vaak ‘Hij die niet genoemd mag worden’ de verhaaldelen van Mira binnensluipt. De eerste keer, dat kan ik je al vertellen, is al op pagina 23. En dan heb ik het nog niet gehad over hoeveel Mira en ook haar moeder daardoor hebben moeten opgeven. Die achtergrond maakt het verhaal ook zo mooi: Mira vindt een vriend voor het leven in Turbo, maar ze neemt haar leven ook opnieuw in handen en samen beginnen ze aan een nieuwe start.
Barbara Artoos