In 1983 verscheen van Marion Bloem Geen gewoon Indisch meisje , een boek over de zoektocht van de auteur met Indisch-Nederlandse ouders naar haar eigen identiteit, haar culturele achtergrond, haar verleden. Geen gewoon Indisch meisje werd een klassieker. Sinds het verschijnen zijn er meer dan 350.000 exemplaren verkocht.
Haar goede hand. Roman over mijn moeder kan gelezen worden als een vervolg op dat debuut. Zoveel jaar later kijkt de schrijfster, intussen een zestiger, terug op haar eigen leven en op het leven van haar moeder Melanie Krijger met wie ze nog steeds een bijzondere maar ook complexe band heeft. De lichte handicap als gevolg van kinderverlamming, maar vooral het kampenverleden in Indonesië en de moeilijke eerste jaren in Nederland hebben Melanie gehard. Ze wordt een strenge ietwat bazige moeder, altijd op haar hoede voor de buitenwereld.
Door ernstige geheugenproblemen zijn de zorgrollen nu omgekeerd. Sonja neemt een stuk verantwoordelijkheid op voor haar moeder, maar ze botst daarbij op grenzen en onbegrip. Tegelijkertijd voelt Sonja hoe het verleden en de vele kostbare herinneringen aan Indonesië wegvloeien uit het geheugen van haar moeder. Ze probeert de flarden neer te schrijven om zoveel mogelijk stukjes geschiedenis te bewaren voor kinderen en kleinkinderen. Een moeizame opdracht waarvoor ze beloond wordt als onverwacht verhalen opduiken die vroeger strikt geheimgehouden werden. Marion Bloem noemt het boek ‘een roman’, maar zoals ook in haar ander werk beweegt de auteur zich op de dunne lijn tussen fictie en non-fictie.
Het boek geeft een inkijk in het moeizame integratieproces dat de Indisch-Nederlanders te wachten stond bij aankomst in Nederland. De problematiek blijft trouwens actueel nu zoveel nieuwkomers zich in Europa aanmelden. Als kind heeft Sonja voortdurend het gevoel dat ze het extra goed moet doen. Ze bevindt zich tussen twee werelden en stelt vast dat de spelregels van haar moeder niet van toepassing zijn bij andere gezinnen. Ook dat is iets waar veel jongeren met een andere culturele achtergrond mee te maken krijgen.
Herkenbaar is ook het strenge opvoedingspatroon uit de jaren vijftig met strikte rolpatronen, lijfstraffen en de spreekwoordelijke zuinigheid. Omdat de voortschrijdende dementie van haar moeder zo centraal staat houdt de auteur mantelzorgers ook een spiegel voor. Als ik mijn moeder ophaal weet ik nooit wat ik kan verwachten , schrijft ze. De losse structuur van de roman die bestaat uit korte stukjes associatief met elkaar verbonden, sluit daarbij goed aan.
Bepaalde thema’s zoals de vlucht uit het kamp, de bootreis en de eerste opvang in een pension worden verschillende keren hernomen, soms omdat de dochter op zoek is naar bijkomende informatie, in andere gevallen omdat de moeder zoals veel dementerende personen zichzelf herhaalt. Haar goede hand. Roman over mijn moeder is boeiende lectuur voor wie interesse heeft voor de Indisch-Nederlandse geschiedenis of voor de veranderende samenleving in het algemeen.
Moederromans waarbij auteurs als Adriaan Van Dis of Arnon Grunberg over hun zorgbehoevende moeder schrijven zijn populair in de hedendaagse Nederlandse literatuur. Bij Marion Bloem gaat het om de relatie tussen moeder en dochter. Een van de stukjes begint met de zin Waarschijnlijk wil geen enkele dochter op haar moeder lijken . Bij de opgroeiende Sonja speelt het voortdurende verlangen om zich los te maken uit haar milieu daarbij zeker een rol. Gaandeweg groeit echter het inzicht dat ze met dit strenge oordeel haar moeder onrecht doet. Omdat het hele relaas ingekleurd wordt door de oudere Sonja die terugblikt op het leven van haar moeder en op haar eigen jeugd, zullen jonge lezers wellicht meer leesplezier beleven aan Geen gewoon Indisch meisje.
Rita Ghesquiere