Een dichtbundel waar je gelukkig en blij van wordt, hoe jong of oud je ook bent: hij is er! In Gelukkig en blij geeft Edward van de Vendel antwoorden op de vraag wat ons gelukkig en blij maakt. Of liever, hij laat die antwoorden geven door de dieren van een boerderij. Dat levert telkens originele, verrassende en verfrissende verzen op.
De Betuwse ezeltje willen het liefste op hun gemak zijn, wat ze verwoorden met een verrassende paradox: ‘dát vinden we fijn./ Als alles zo spannend hetzelfde mag zijn.’ In ‘Roodborstjes’ lees je waarom die vogeltjes ‘vernietigers van verdriet’ en ‘soldaatjes van geluk’ genoemd mogen worden. Het slot bevat een beeld dat de verbeelding prikkelt. Als de vogeltjes wegvliegen, kunnen wij ‘zachter onze dag in gaan/ met ons eigen/ rossige/ harnasje aan.’ Mama varken besluit haar mijmering over de toekomst van haar spenende biggetjes met:
Maar wat ik eigenlijk wou zeggen:
als je alle stukjes geluk van de wereld
naast mekaar zou leggen
en op een hoop zou harken,
dan hadden die op dat moment de vorm
van mij,
het mamavarken.
Niet alleen de speelse versregels maar ook de illustratie van het zogende mamavarken geeft je een blij gevoel, net als de volgende prent van de slapende, gelukzalig glimlachende biggetjes Dit is Martijn van der Linden op zijn best. Zijn kleurrijke schilderijtjes zijn stuk voor stuk pareltjes. Het gehelmde roodborstje vergeet je niet licht, evenmin als de katten Hannes en Hassan in hun maliënkolders. Hoe ze mekaar steels bekijken spreekt boekdelen.
Niet alleen de dieren, maar ook een tuinkabouter en zelfs de trekker die de aarde omwoelt zorgen voor vreugde, want de onderklonten ‘liggen blij verbijsterd/ naar de wijde lucht te gapen’ tot later ‘het veld begint te juichen/ met duizend dunne groene armpjes/ die dankbaar/ uit de aarde/ naar hem buigen.’ Het dekentje dat het ezeltje krijgt, staat symbool voor warmte en zorgzaamheid, die Van de Vendel verwoordt in twee versregels die meteen je geheugen binnen huppelen: ‘Voor wie gezien wordt giechelen de dagen/ en de sterren doen een dansje in de nacht.’ En als de ezeltjes uiteindelijk beseffen dat ze elk uniek zijn en een eigen naam hebben, leidt dat tot grote blijdschap, door het ezeltje Aquamarijn samengebald in een prachtig beeld:
‘Ik ga het roze
uit de horizon vangen
en dat als een dekentje
om de wereld heen hangen!’
Zelfs de dood wordt lichtvoetig benaderd. De overleden koe Gouden Roos neemt een bijzondere plaats in. Er is het gemis, maar er zijn ook de fijne herinneringen. ‘Of, anders geschreven:/ de dood gaf ons af en toe lichte gebiedjes,/ naast alle donkere plekken./ Of, zoals/ Gouden Roos het zou zeggen:/ ‘Natuurlijk – de dood heeft koeienvlekken.’ Het laatste gedicht nodigt uit om aandachtig te kijken naar de dieren, want ‘ze plukken stukken verdrietigheid weg/ door gewoon maar te bestaan,/ door gewoon hun gang te gaan.’
Gelukkig en blij is een heerlijke dichtbundel zonder leeftijd voor een breed publiek. Veel gedichten ontlokken een glim- of schaterlach, maar onder de woorden gaan levenswijsheden of –vragen schuil die je een frisse kijk op het leven geven. En net dat is wat grote poëzie doet.
Jan Van Coillie