Eenhoorns zijn hip (vooral bij meisjes), net als graphic novels (leesboeken in stripvorm). Geen wonder dat er in het spoor van de razend populaire reeks Het leven van een loser ook een serie op de markt is over een bijdehand meisje met een eenhoorn als beste vriend. Evi maakt het bont is al het vierde deel in de serie. De commentaar van Anouk (8 jaar) op Goodreads maakt meteen duidelijk waarom de reeks geliefd is: ‘Deze boeken zijn heel erg leuk. Het is een boek in stripboekvorm.’ Humor en striptekeningen vormen het succesrecept.
Evi is een eigentijdse, energieke én wijsneuzige jonge meid met laptop en mobieltje maar vooral met de eenhoorn Goudsbloem als beste vriend. Goudsbloem is overigens nog eigenwijzer dan zijzelf (‘Aanschouw mijn pracht’). Leuk is hoe het dier tegelijk duidelijk verzonnen én levensecht wordt voorgesteld in tekst en beeld. Het fantasiedier is melkwit, bijna doorschijnend (maar wel met paarse beenwarmers en sjaal) en kan toveren. Hoe ijdel ze ook is, ze helpt Evi wel de hele tijd, geeft af en toe goede raad (‘Doe het met mate’) én wordt ook ernstig genomen door Evi’s moeder (kunstenares) en vader (computernerd) en natuurlijk ook door Max (een jongen, maar NIET haar vriendje), Deborah, haar ‘haatmeisje’ en Kim, haar vriendinnetje op muziekkamp.
Dat Goudsbloem een sympathieke ijdeltuit is, komt niet alleen doordat ze Evi bijstaat, maar ook door haar gevoel voor (droge) humor. De voordelen van een vriendschap met een klein meisje beschrijft ze als volgt: ‘Ze zijn goed in potjes opendraaien. En dankzij hun kleine vingers zijn ze heel handig met een smartphone.’ Haar ironie zal veel jonge lezers wel ontgaan, bijvoorbeeld in haar reactie op Evi’s uitspraak dat haar vader ‘nerds’ spreekt: ‘Tweetaligheid is nuttig.’ Overigens zijn ook Evi’s commentaren vaak grappig, bijvoorbeeld over de rommel op haar kamer: ‘Mijn troep is kunst. Het is zelfexpressie.’ Met een opruimspreuk van Goudsbloem is de klus in een oogwenk geklaard, al is tegelijk haar hele kamer verdwenen, wat de kijker zelf kan vaststellen (een voordeel van de stripvorm).
Zonder twijfel kan de reeks ook kinderen aanspreken die niet zo graag of minder vlot lezen. Niet alleen is de tekst beperkt, ook de verhaallijn is dat. Eigenlijk bestaat het boek uit een aantal verhaaltjes, met tussendoor ook korte onderbrekingen in de vorm van een gedicht of een gesprekje. Je kan dan ook gemakkelijk het lezen onderbreken of het boek in kleine hapjes verwerken.
Dergelijke graphic novels voor jonge kinderen krijgen vaak het verwijt dat ze taalarm zijn. De striptekeningen nemen immers veel meer plaats in dan de tekst én die tekst bestaat grotendeels uit korte stukjes dialoog. Dat is in deze reeks niet anders, maar dit boek lijkt die kritiek toch te willen counteren. Nog voor het verhaal begint, wordt de lezer rechtstreeks aangesproken: ‘Hoi, lezer!/ Kom je een woord tegen dat je niet kent? Ga dan naar de woordenlijst op bladzijde 181.’ In die lijst van 15 woorden staan termen als ‘context’, ‘excentriek’ en ‘veinzen’ en zelfs ‘exoskelet’ en ‘vortex’ voor de wijsneuzen. Het is in elk geval een originele manier om in een graphic novel aan woordverrijking te doen.
Jan Van Coillie