‘Wie leest is nooit alleen’, zegt Otis. En hij kan het weten. Voor zijn huis heeft hij een verhalenput waaruit hij zoveel boeken kan optakelen als hij wil. Als hij leest, verdwijnt hij in het boek ‘en is hij in zijn eentje alles en iedereen tegelijk.’ Op een dag haalt hij echter geen boek boven, maar een meisje, een écht meisje dat ruikt naar rijpe appels. Charlie heet ze en meteen sleurt ze Otis mee, zij wil immers ‘de wijde wereld in, avonturen beleven’. Eerst stijgen ze op met een luchtballon, Charlie wil steeds hoger ‘naar de maan en de zon en de zevende hemel’. De combinatie met ‘zevende hemel’ verrast. Van dat soort fraaie taalvondsten hadden er meer mogen staan in het boek. Terug op de begane grond nemen ze een lift omlaag in een lettermijn. De letter ‘O’ rapen ze op, de O van Otis maar ook van ook, voor Otis ‘een van de mooiste woorden’. Daar moet Charlie even over nadenken, en ongetwijfeld de lezer ook. In dit soort kleine pareltjes schuilt de talige kracht van het boek. Intussen bloeit er iets moois tussen de twee avonturiers, samen met de klaprozen op Otis’ wangen. En verder gaat de tocht, over een woordenwaterval waaruit ze de mooiste woorden vissen tot bij een vuurtoren. Helemaal bovenaan zit een schrijver, die treurt omdat hem niets meer te binnen schiet. Charlie en Otis helpen hem stiekem voor ze de wijde zee op varen.
Het verhaal op zichzelf had voor mij diepgaander en minder voorspelbaar mogen zijn: de tocht in verschillende richtingen, de ontluikende verliefdheid en het slot met de uitgebluste schrijver die uiteindelijk toch het gelezen verhaal blijkt geschreven te hebben, het geeft de geoefende lezer allemaal een déjá-vu gevoel. De aantrekkelijkheid van het boek steekt in het totaalkunstwerk dat ontstaat door het samenspel van illustraties en tekst. De kunstwerkjes van papierkunstenaar Sietse Muis fascineren van begin tot einde, zowel door de verbazingwekkende composities als door de goed gekozen camerastandpunten, het in- en uitzoomen en het spel met licht en donker. Hoe mooi is de woordenbrug boven de woordenwaterval die stroomt uit een opengeslagen boek met opkrullende bladzijden. En hoe intrigerend schijnt het gouden licht uit het papieren huisje, de woordenput, de schatkist, de luchtballonnen en de goudmijn.
Een zee van papier is kleinood voor fijnproevers, een fijngevoelige ode aan de kracht van verhalen, waarin beelden en woorden mekaar laten oplichten als de schatkist achter de schrijver in de vuurtoren.
Jan Van Coillie