Hazel is een 16-jarig meisje met kanker. Was er niet een experimenteel medicijn, dan zou ze waarschijnlijk 3 jaar geleden al gestorven zijn. Door deze kuur heeft ze tijd bij gekregen. Hoeveel weet niemand. Omdat haar ouders en de dokters bang zijn dat ze door deze onzekerheid depressief zal worden (of het misschien al is), wordt ze verplicht naar een praatgroep met andere kankerpatiënten te gaan. Eigenlijk wil ze dat helemaal niet, en neemt ze ook niet deel aan de gesprekken, ze is er omdat ze er moet zijn.
Tot op een dag Gus meekomt met een van de andere leden van de groep. Gus heeft zelf een been verloren aan kanker, maar is wel in remissie. Om een of andere reden die Hazel zelf niet helemaal kent, maakt Gus een enorme indruk op haar. Eigenlijk worden ze verliefd op elkaar, maar Hazel wil niet aan de verliefdheid toegeven omdat ze niemands ’tijdbom’ wil zijn. Uiteindelijk blijken hun gevoelens voor elkaar te sterk en geven ze er toch aan toe. En dan is het Gus die hervalt en uiteindelijk sterft aan kanker. Het verhaal wordt verteld door Hazel, die van in het begin duidelijk maakt dat ze er niet een typisch ‘meisje met kanker’-verhaal van wil maken. Ze wil eerlijk over haar gevoelens vertellen en maakt van in het begin duidelijk dat ze niet wil behandeld worden als kankerpatiënt, maar wel als Hazel. Door dit standpunt te kiezen, maakt John Green het voor de lezer veel makkelijker om zich in het personage en het verhaal in te leven. Het is niet het zoveelste verhaal over iemand die vecht tegen kanker, het is het verhaal van een meisje dat best echt bestaan kon hebben, zonder iets te idealiseren.
En een verhaal zoals wellicht veel kankerpatiënten het graag verteld wil zien. Want iedereen is meer dan wat de buitenwereld op het eerste gezicht ziet. Patiënten zijn meer dan hun ziekte. Op deze manier is het ook makkelijker voor de lezer om te begrijpen dat alles relatief is, en dat voor Hazel kanker hebben niet haar grootste probleem is. Zij is bijvoorbeeld meer bezorgd over hoe haar ouders met de situatie omgaan en hoe ze dat zullen doen eens ze er niet meer zal zijn.
Veel jongeren zullen dit verhaal kennen via de gelijknamige film. Dat het ook fijn is om een boek te lezen nadat je de film gezien hebt vertelt Barbara. Dit boek heeft voor haar om nog andere redenen een heel bijzondere betekenis. Lees verder ! Een weeffout in onze sterren zou ik echt aan iedereen aanraden. Zelf heb ik – tegen al mijn principes in – eerst de filmversie gezien, daarna pas de Engelse versie gelezen, en daarna de Nederlandse vertaling. De film heeft me al in de filmzaal helemaal omvergeblazen.
De schrijver slaagt er goed in om een zware materie (terminale kanker) te verwerken in een verder alledaags ‘boy-meets-girl’-verhaal. Dat is toch een lastige evenwichtsoefening, die meestal werkt door de dosis humor in het boek en door het ijzersterke hoofdpersonage Hazel. In het begin van het verhaal was ik helemaal niet zo gewonnen voor het mannelijke hoofdpersonage Gus, maar dat is ook in de loop van het verhaal omgeslagen. Ik herkende ook een stukje van mezelf in Hazel, aangezien ik zelf met een handicap leef. De beperkingen die Gus en Hazel ondervinden zijn me niet zo vreemd. Aangestaard worden, je zorgen maken om littekens, soms ook maar even ‘gewoon’ willen zijn,…
Ik heb het ook allemaal wel eens gehad. Bovendien, en dat is natuurlijk volledig persoonlijk, droom ik ook al jaren van Amsterdam. Toen de film die richting uit ging, was de identificatie compleet. Toen kon ik natuurlijk nog niet weten dat ze daarna de plaats die ik ook absoluut wil zien – het Anne Frank-huis- aan zouden doen. Mensen raden me al jaren af om het te bezoeken wegens niet echt toegankelijk. Op het moment dat de film inzoomt op de steile laddertreden, en Hazel onderaan de trap staat, al volledig buiten adem maar zeer vastberaden om zich niet te laten kennen (Gus is erbij!) en ik de uitdrukking op haar gezicht kan lezen als ‘oh shit, het wordt alleen maar erger’, is het niet zij meer die daar staat, maar zijn we het samen en zit ik haar naar boven te coachen in mijn hoofd.
De film en de eerste lezing van het boek zijn elkaar bij mij vrij snel gevolgd. Op dat moment vond ik het wat jammer dat de verfilming het boek nogal slaafs volgt. Bij het lezen zag ik echt nog scene na scene van de film voor mijn ogen weer afspelen. Dat is wel wat jammer omdat het net zo leuk is om bij het lezen zelf de personages in je hoofd te vormen zoals jij het wil, en dat had de film hier dus al voor mij gedaan.
Maar de personages uit het boek worden in de film echter, en dat doen ze wel schitterend. Hazel als filmpersonage vond ik veruit even sterk als haar papieren tegenhanger. Natuurlijk zijn er momenten dat de balans van het verhaal even omslaat, en ik het allemaal een beetje te melig vind. Maar dat lijkt me wel eigen aan het onderwerp, en ik heb niet genoeg ervaring met de materie om daar uitspraken over te doen. En net op het moment dat het in Amsterdam wat te melig wordt, zie je bij Gus een aantal aarzelingen, en beginnen er in mijn hoofd alarmbelletjes af te gaan. Niet onterecht, zo blijkt. Hervallen is de grote angst die boven het hoofd van alle leden van de praatgroep hangt, en plots is het daar. Wat mij elke keer als ik het lees of zie weer raakt, is de manier waarop ze – doorheen het verhaal – en ondanks alle obstakels er voor elkaar proberen te zijn: Gus voor Isaac tijdens het eigooien, Gus voor Hazel in Amsterdam waar hij haar opmontert, Hazel voor Gus bij het incident aan het tankstation…
Zelfs nu ik het verhaal al bijna van buiten ken en ook elke keer toen ik het boek opensloeg tijdens het schrijven van de recensie zijn er scènes die me blijven raken, en blijf ik een zakdoek nodig hebben. Ik vermoed dat ik daarin niet alleen sta. Als je er in slaagt om het uit te lezen zonder ze nodig te hebben, laat het me dan zeker weten!
Barbara Artoos