In dit boek worden zeven dieren voorgesteld die je vaak in een tuin aantreft. Sommige dieren roepen spontaan afkeer op zoals spinnen, wormen of mieren. Andere zoals de mol, de egel of de koolmees hebben een sympathieker imago. De schrijfster laat de dieren zelf aan het woord. In ‘Dit ben ik’ stellen de dieren zich voor: Hoe zien ze eruit? Welke opvallende kenmerken hebben ze? In ‘Vraag maar raak’ vertelt elk dier wat het wel of niet leuk vind, maar ook welk voedsel het lust, wat het doet en hoe het was als kind. ‘Zo leef ik’ geeft info over de plek waar het dier woont en ‘Zo draag je zorg’ bevat eenvoudige gedragsregels voor wie deze nuttige dieren wil beschermen.
Een dier in de tuin maakt jonge kinderen bewust van de aanwezigheid van nuttige dieren in de omgeving. Ook dieren die we niet spontaan ‘lief’ vinden verdienen immers een plaats in onze tuin. Ze zijn nuttig omdat ze schadelijke insecten opeten, de grond verluchten, afval opruimen, bloemen bevruchten…
Mensen kunnen veel doen om het leven van deze dieren aangenaam te maken, al was het maar er voor zorgen dat de hond of de poes de dieren niet stoort, tijdens de winter voedsel geven en vooral geen gif tegen slakken of mieren gebruiken omdat dat ook schadelijk is voor andere dieren.
Rita Ghesquiere