Een buitengewoon leven

Een buitengewoon leven

Onze recensie

De jongen in het boek is elf en padvinder met een passie voor data, feiten en vooral records. Opmerkelijk is dat hij geen naam krijgt in het boek, wat hem iets tijdloos’ en universeels geeft. Zij heet Ona, is honderdvier en woont nog in haar eigen huis. Het liefste leeft ze onopvallend, alleen met haar geheimen. Maar ze heeft hulp nodig en daar zorgen de scouts voor. Ze stuurt echter de ene na de andere jongen weg, tot ze DE jongen leert kennen.

Het klikt meteen: hij klaagt niet, helpt haar zonder morren en behandelt haar niet als een hulpbehoevend oud besje. Integendeel, hij daagt haar uit, wekt verborgen gevoelens tot leven en prikkelt de wil in haar om nog een paar decennia langer te leven. Dat ze elkaar zo goed aanvoelen, komt allicht doordat ze allebei buitenbeentjes zijn. Zij schudt de meeste mensen van zich af, hij heeft geen vrienden en lijkt te leven in een wereld van cijfers en records. Het respect voor elkaar is wederzijds. Ona praat tegen de jongen als tegen een gelijke.

Ontroerend en beklijvend is hoe ze als vanzelf meegaat in de op het eerste gezicht vreemde redeneringen van de jongen en op de duur ook in zijn dromen. Allebei putten ze uit hun relatie meer zelfvertrouwen. Ineens komt de jongen niet meer opdagen en Ona vraagt zich af of ze zich toch in hem vergist heeft. Maar dan duikt zijn vader op, die een schuld blijkt te willen aflossen, tegen zijn ex-vrouw, maar vooral tegen zijn zoon die hij in de steek liet, hij had “vijf jaar vrijwillig uit de breekbare kern van het vaderschap gehakt”. Hij neemt de taak van de jongen over en voert de ene klus na de andere uit bij Ona.

Maar vooral voert hij gesprekken met haar, die ook hem confronteren met het diepste in zichzelf. Hoe boeiend de band tussen Ona en Quinn ook getypeerd is, toch overtuigt zijn personage niet helemaal. Vooral de zijlijn waarin zijn pogingen beschreven worden om toe te treden tot een religieus geïnspireerde band, krijgt nodeloos veel aandacht en draagt te weinig bij tot de centrale verhaallijn. Dit is echter maar een schoonheidsvlekje in het overigens knap gecomponeerde boek. Alles lijkt te draaien rond de figuur van Ona, maar haar betrachtingen en uitspraken worden zo kunstig verweven met de levenslijnen van de andere personages dat je je als lezer al snel ingesponnen weet in een web dat je niet meer loslaat. Dat komt ook doordat alle personages kwetsbare en gekwetste mensen zijn. Hun geheimen, angsten en verlangens worden ongenadig blootgelegd. Zelfs Ona’s aftakelende lichaam wordt genadeloos beschreven.

Dat ze tegelijk de lezer zo voor zich inneemt, komt niet enkel door haar kranigheid, maar ook door haar humor. Daarmee relativeert ze niet alleen de ongemakken die bij haar hoge leeftijd horen, maar geeft ze ook anderen repliek op een pittige, soms speelse manier. Wanneer Quinns ex, Belle, haar vraagt of ze bij haar volle verstand was, antwoordt ze: “Ik ken je nauwelijks. Hoe moet ik jouw volle verstand onderscheiden van een narcis?”

Het pittige en treffende in Ona’s taal kleurt het hele boek. Wood is een meester in rake typeringen, verrassende beelden en vlijmscherpe uitspraken. Ona’s vriendin komt in enkele goed gekozen woorden tot leven: “De kordate, gezette Maud-Lucy, die haar haar schaamteloos kort droeg, de lijdende vorm verfoeide en een piano en een kat had, en een verzameling donkere boeken met robuuste kaft.” Als er een mededinger voor het record van oudste chauffeur sterft, heeft Ona het over een oude ziel die was gaan hemelen.”

Evenmin als Ona, daalt de auteur bewust af naar de jonge lezers, integendeel, veel van haar beklijvende zinnen vragen een langzame, intense lectuur zoals de volgende over Quinn: “Quinn had nooit kinderen gewild, was een onhandige, grotendeels afwezige vader geweest; en nu, kort na de dood van de jongen, bleef hij niet achter met de ijselijke verlamming van een shock, noch met de kristalheldere scherpte van rouw, maar eerder met een lading wazige en ellendige ongerijmdheden die op zijn hart drukten.” Wat het verhaal nog het meeste doet beklijven, zijn de vele uitspraken die je doen nadenken over wat wezenlijk is in het leven, over oud worden en sterven, over levensmoed en mislukking, over loyauteit en schuld. Die uitspraken zijn nergens opdringerig, maar worden natuurlijk in het verhaal verweven, niet zelden aan het eind van een hoofdstuk, waardoor ze extra lang nazinderen.

Soms ook maakt Wood haar punt met een indringend beeld zoals het volgende over mensen die er echt toe doen: “Ze nemen ruimte in beslag. Heel veel ruimte. Ik ben achtentwintig jaar met Howard getrouwd geweest en hij heeft maar een klein deukje in mijn geheugen achtergelaten. Een krasje. Maar sommige anderen komen binnen en doen alsof ze thuis zijn en beginnen met hun armen te zwaaien in het verhaal dat je van je leven maakt. Ze doen ertoe.”

Het boek eindigt met een soort epiloog waarin de schrijfster de jongen in woorden terug tot leven wekt, zoals het ochtendkoor van de vogels dat hij voor Ona opnam, de wereld liet ontwaken. Het fragment raakt je als een glimp van de eeuwigheid. Een buitengewoon gewoon leven is voor mij een van de opmerkelijkste boeken van 2016. Het is gewoonweg een buitengewone roman over oud en jong, voor jong en oud.

Jan Van Coillie

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur