Zelden zo’n beklemmende proloog gelezen. Yara stapt de dodenkamer binnen waar haar grootmoeder opgebaard ligt. Omatan, zoals Yara haar liefkozend noemt, roept bij haar een chaos aan emoties op onder de titel ‘Wassen doet pijn’. Yara wast omatan niet alleen, ze smeert ook van haar wonderzalf op haar beurse plekken en praat met haar, ook al beseft ze hoe onnozel het is om vaarwel te zeggen tegen haar, want, zo bedenkt ze ‘omatan, Tanne, Anneke Tanneke toverheks woonde in mij.’
Meteen wordt de lezer meegesleurd in omatans donkere geheim dat bij monde van Yara en de verteller mondjesmaat onthuld wordt. De auteur bouwt de spanning vakkundig op door passages waarin Yara als ik-verteller aan het woord is af te wisselen met fragmenten in de derde persoon over het bewogen leven van Tanne, die opgroeit op een boerderij in de eerste helft van de twintigste eeuw. De mensen noemen haar Anneke Tanneke toverheks omdat ze de geheimen kent van kruiden en toverplanten. Die kennis geeft haar een vals gevoel van macht die ze op de duur gaat misbruiken waardoor ze beliegt en bedriegt wie haar het meest dierbaar is.
In uiterste wanhoop sluit ze een verbond met de duivel die vanaf dan haar leven gaat beheersen. De waandenkbeelden waar ze aan lijdt drijven haar in een isolement waar uiteindelijk enkel nog Yara af en toe in door kan dringen. Maar zal ook Yara niet door omatans duistere geheim verpletterd worden? De twee verhaallijnen spinnen de lezer in met enerzijds Yara’s zoektocht naar antwoorden en haar warme gevoelens voor omatan en anderzijds Tannes worsteling met de duivel en met haarzelf. Dat heen en weer geslingerd worden tussen begrip en onbegrip, affectie en afkeer, duisternis en licht zorgt voor een intense leeservaring.
Die intensiteit wordt ook gevoed door De Stercks stijl, die door de jaren sensitiever en suggestiever geworden is. Hoeveel emotie legt ze niet in de volgende zin: ‘Ik keek naar mijn eigen, dwarse, koppige, betweterige grootmoeder, zo bezeten door haar grote gelijk dat ze doof en blind was geweest voor andermans pijn.’ Duivelskruid is krachtig leesvoer, al geldt dat niet voor de hele roman. De ontknoping, waar De Sterck de zorgvuldig uitgezette lijnen van het verhaal samenbrengt, gebeurt zo snel dat die aan geloofwaardigheid inboet. Vooral de houding van Yara en haar moeder tegenover Tannes finale onthulling mocht dieper uitgewerkt zijn. Dat ze zich ‘compleet verraden’ voelen blijft te veel in het ijle hangen.
Ook andere verhaaldraden verdienden een sterkere uitwerking, zoals Yara’s ontluikende liefde voor Toon of de gevoelens rond haar vader. Deze kanttekeningen doen echter maar weinig af van de krachtige manier waarop de auteur de band tussen grootmoeder en kleindochter inkleurt met botsende gevoelens van tederheid, trots en angst en talloze details uit het volksgeloof dat het leven vroeger zo diepgaand beïnvloedde, van rozenkransen over paardenpaternoster tot duivelskruid.
Jan Van Coillie