Dichter bij de seizoenen

Onze recensie

Dat Bette Westera een taalvirtuoos is, is intussen genoegzaam bekend. In Dichter bij de seizoenen zet ze haar kunnen nog eens extra in de verf. Bij elke maand van het jaar schrijft ze een gedicht in een andere versvorm: haiku’s, een rondeel, acrostichon (of naamgedicht), pantoum, elf, kwatrijn, sonnet enzovoort. Het boek opent in de lente en eindigt in de winter, van maart tot februari.

Het dwingt zonder meer bewondering af hoe lenig ze zich door de verschillende versvormen beweegt, met hoeveel souplesse ze de rijmschema’s, ritmes en klankrijkdom weet te verwerken die de versvormen typeren. In elk gedicht wordt duidelijk hoe klank- en beeldrijk ze schrijft. Enkele citaten als voorproefje: ‘Beekblauw bloesemblad/ dwarrelt door de lentelucht/ en kietelt de klei.’;  ‘De akkers worden wakker, in de klei/ boetseren oude ploegen nieuwe voren.’ Of ‘Twee vliegenzwammen breken door het mos./ Het meesje pianissimoot zijn pimpels.’

Achter in het boek krijg je bij elke versvorm een heldere uitleg over de typische kenmerken (al kon die af en toe vollediger, bijvoorbeeld bij de elf, waar ze het niet heeft over het aantal woorden per regel). Die uitleg maakt ook de impact duidelijk van die andere grote taalvirtuoos Drs. P., bij wie ze de spicht, het elftal en het ollekebolleke ontleent. Ze creëert ten slotte ook zelf een versvorm: het stapelvers, een rijmloos gedicht waarin woorden op elkaar gestapeld worden.

Bette Westera werkte eerder al samen met illustratrice Henriette Boerendans voor Aap Beer Zebra en Ik wil een wiegje worden, zei de wilg. Ook hier geven Boerendans’ houtsneden sfeer en kleur aan de gedichten. Geniet van het Van Goch-blauw in april, het groen en oranje van de zomer, het herfstbruin van de egel in zijn nest van bladeren of het ijzige blauw van de winter. Stuk voor stuk prenten die je zou willen inkaderen en koesteren.

Jan Van Coillie

 

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur