wonderlingen

De wonderlingen

Onze recensie

De Wonderlingen is een wonderlijk boek, zo’n boek dat je niet loslaat, dat je met een zucht dichtklapt en meteen opnieuw wil lezen en bekijken. Lezen en kijken zijn even belangrijk. De roman bestaat uit drie delen, waarvan enkel het middenstuk uit tekst bestaat.

Het eerste deel van het boek bevat bijna 400 bladzijden illustraties. Op de eerste prent al word je meegevoerd in een andere wereld: onder een maansikkel vaart een driemaster een dreigende wolkenhemel tegemoet. De krasserige lijnen en het spel met zwart, wit en grijs roepen een mysterieuze sfeer op. De volgende prenten zuigen je als het ware steeds dieper in het verhaal. Door telkens opnieuw in te zoomen op betekenisvolle details en op de gezichten van de personages laat de tekenaar je intens meeleven. Het verhaal begint in 1766 op het schip ‘De Kraken’. Een meisje, vastgebonden aan een mast, wordt bedreigd door een draak en gered door een engel. De gevoelens van angst en opluchting zijn meteen herkenbaar. Expressieve gezichten zijn Selznicks waarmerk. Dan blijkt de hele scène deel uit te maken van een toneelstuk dat op het dek wordt opgevoerd. Meteen krijgt het motto op het schutblad betekenis: “Je ziet het of je ziet het niet”. Het wordt meteen het leidmotief van het boek. Tijdens het stuk breekt een vreselijke storm los en het schip vergaat. Alleen Billy Wonderling en zijn hond Teer overleven de ramp. Terug in Engeland belandt hij in een Londens theater. Hij zal de stamvader worden van een beroemde acteursfamilie. De prenten brengen de familiegeschiedenis in beeld, een geschiedenis die onlosmakelijk verbonden is met de toneelstukken van Shakespeare, waardoor passie, waanzin en tragiek elkaar afwisselen. Als kijker word je uitgenodigd om zelf het verhaal bij de prenten te reconstrueren. Daarbij word je af en toe geholpen door krantenberichten die je doen terugbladeren en je soms ook dwingen om eerdere interpretaties te herzien. Zo ontstaat een intrigerend spel met verwachtingen. De geschiedenis eindigt bruusk als de schouwburg in vlammen opgaat. Deel 2 speelt in 1990. De dertienjarige Joseph is weggelopen uit de kostschool waar zijn drukke ouders hem onderbrachten en is op weg naar zijn oom Albert in London. De kennismaking met zijn oom verloopt niet zoals gehoopt. Albert blijkt een eenzaat die Joseph liever kwijt dan rijk is. Maar hij woont in een oud huis waar de tijd lijkt stilgezet in de achttiende eeuw. Joseph beseft al snel dat niet alleen het huis maar ook Albert vol geheimen steekt, geheimen die te maken hebben met de familiegeschiedenis. Nieuwsgierig als hij is, verkent Joseph alle kamers van het huis. Daarbij wordt hij geholpen door Frankie (alias Francis) die zo mogelijk nog nieuwgieriger is. Ook haar leven blijkt verweven te zijn met dat van Albert, die zich ooit over haar rebelse broer ontfermde. In de manier waarop Selznick haar gevoelens verwoordt, blijkt zijn meesterschap: “Het was vertederend en hartverscheurend tegelijk om haar zo te zien lopen, alsof ze probeerde haar broer te wórden.” Uiteindelijk blijkt Josephs leven nauw verbonden met dat van Billy Wonderling, maar niet zoals hij zich dat had voorgesteld. Daarbij vervaagt de grens tussen feit en fictie. Wanneer Joseph besluit dat Albert hem wat voorloog, weerlegt die dat: “Nee./ Nee?/ Het is een verhaal.” Verhalen, zo beklemtoont Albert, zijn iets anders dan feiten, maar ze kunnen allebei waar zijn. De Wonderlingen brengt niet zomaar een verhaal, maar vele verhalen: verhalen in en achter verhalen en dan nog eens verteld in beelden en in woorden. Daarbij gaat het niet op de eerste plaats om de gebeurtenissen, maar wel om ervaringen, diep menselijke drijfveren, emoties en verlangens. Liefde, vriendschap, verantwoordelijkheid, schuld, immens verdriet en het belang van familiebanden, het zijn de draden die het verhaal samenhouden. Daardoor gaat De Wonderlingen over de essentie van het leven zelf en over opgroeien. In een brief aan zijn ouders schrijft Billy: “ik moet ook mijn plaats in de wereld vinden” en verder “ik hoop dat ik ook ooit ontdek waar ik thuishoor”. Het boek bevat dan ook heel wat uitspraken die je doen nadenken over wat belangrijk is in het leven. Zo zegt Marcus’ vader tegen Albert: “Maar jij zag iets anders in hem, jij gaf hem een doel, je zette hem aan het werk en wees hem de goede richting. Dat hebben we allemaal nodig in het leven. Een richting.” Shakespeare ’s toneelstuk Een wintersprookje doet Joseph beseffen: “Dit is het leven […] wonderen en verdriet, naast elkaar.” Uiteindelijk gaat het verhaal ook over de diepmenselijke drang om de tijd te laten stilstaan, maar tegelijk over het besef dat de tijd verder hoort te gaan. Dat besef vormt ook de kern van het derde deel van het boek, waarin de beelden het laatste woord krijgen. De blik op de toekomst in de laatste prent laat niemand onberoerd. Dat laatste geldt voor het hele boek, dat doet wat grootse boeken moeten doen: de tijd even laten stilstaan om je verrijkt terug in het gewone leven te laten stappen.

Jan Van Coillie

 

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur