Wat kan er gebeuren als je op een dag je gewone leventje vaarwel zegt? Een man op een bank in het park zet die stap. Hij verlangt naar huis, maar neemt de trein, de wereld in. Meteen heeft zijn besluit gevolgen: ‘misschien merkten ze nu pas dat ik bestond. Nu ik niet op mijn plaats was.’ In de trein maakt hij kennis met het meisje Haja, dat vreselijke dingen meemaakte nadat ze haar land ontvluchtte. Intussen is de trein stil komen te staan, wat ook met het leven lijkt te gebeuren. Uiteindelijk komen ze aan bij de zee, symbolisch het einde van de wereld. Terwijl het donker valt, komt er licht in het leven van de man en het meisje, wat Ingrid Godon met fel geel in haar illustratie verwerkt. Haja wordt opgenomen door de man en zijn geliefde Marjan. Het is een einde vol hoop en meteen een boodschap voor de bange, blanke man die zich afsluit voor wie op de vlucht is. De vanzelfsprekende manier waarop Haja een thuis vindt, zorgt voor een sterk einde van het verhaal, al mocht wat daar net aan voorafgaat, sterker uitgewerkt zijn. Als de trein in beweging komt, stelt de ik niet te weten wat er met Haja zal gebeuren, ‘maar iemand van de gemeente zei dat ze nog een tijd kan blijven.’ Deze passage moffelt al te gemakkelijk een complexe problematiek weg. Voor het overige is de tekst wel krachtig verwoord, met een mengeling van vervreemding en herkenning die fascineert. Dat effect bereikt Verrept vooral met paradoxen. Als de onrust bij de man toeslaat, typeert hij zichzelf als ‘verloren en vastberaden’. Een ijsverkoper ziet er ‘afgepeigerd en gelukkig uit.’ Gevoelens en sfeer roept hij op in een zintuiglijke stijl. Bij zijn eerste nacht in een hotel opent de man met enige moeite de deur ‘waarna zachte muziek in een lauwe kamer me omarmde.’ Het pijnlijke verhaal van Haja beslaat nauwelijks dertig regels, gedrukt in lichtblauwe letters, als om de zwarte ellende te verzachten. Verrept kiest voor uiterst sobere bewoordingen die suggereren wat er gebeurd is in plaats van het te beschrijven. Zo vermijdt hij sensatiezucht, al blijft de passage daardoor ook zo afstandelijk dat de gruwel ervan minder tot de lezer doordringt. Ingrid Godon beeldt in haar illustratie treffend uit wat de aanranding met Haja deed: ineengedoken zit ze in een hoek, haar eigen donkere schaduw omarmend. Zonder meer een beklijvend beeld. Het schrijnende verhaal van Haja stelt Verrept verder in perspectief door het te contrasteren met de treinreizigers die zich druk maken over het oponthoud wanneer de trein lange tijd stil staat. Daarnaast verwerkt hij sporadisch beelden van vissen, een keer verwerkt in een kort verhaal dat in het rood gedrukt staat, over de addertandvis die gewend is aan een verpletterende druk en zijn prooi genadeloos inslikt. Het is een verhaal vol symboliek, die de lezer zelf moet interpreteren. Ook hierdoor vraagt het verhaal enige leeservaring, maar voor wie de kans grijpt erin weg te duiken, roept het wezenlijke vragen op.
Jan Van Coillie