‘Wat is het toch vreemd dat blaadjes op hun mooist zijn voordat ze van de boom vallen.’ Deze zin uit het begin van De weglopers drukt meteen de kracht uit van Ulf Stark (en van zijn vertaler Edward van de Vendel): in heel eenvoudige bewoordingen slaagt hij erin een gedachte te verwoorden die de lezer voluit raakt. Het boek staat vol dergelijke zinnen, die het lezen tot een bijzondere belevenis maken, zinnen die nazinderen, je treffen of doen nadenken: ‘Wat was er verkeerd aan een leugentje waar iedereen blij van wordt?’ Dat bedenkt Klein-Gottfried wanneer hij zijn ouders om de tuin leidt om naar zijn opa te kunnen gaan. Die opa weet ook wel wat ‘wijsheden’ mee te geven, al gaan die meestal gepaard met gevloek: ‘En als je de hele tijd “stel” denkt, dan krijg je verdomme nooit wat gedaan.’ En verder: ‘Soms is liegen de enige manier om de waarheid te vertellen.’
De opa van Klein-Gottfried ligt in het ziekenhuis. Hij vindt het er verschrikkelijk en vloekt en klaagt wat af. Alleen als zijn kleinzoon op bezoek komt, lijkt hij te bedaren, al kan hij ook tegen hem wel schelden en bevelen. Maar als lezer voel je hoe de twee mekaar aanvoelen vanuit een vanzelfsprekende verstandhouding en onvoorwaardelijke liefde. De grootsheid van Ulf Stark bestaat erin dat hij die band over generaties heen niet nodeloos expliciteert maar oproept in tal van details die ervoor zorgen dat je als lezer intens gaat meeleven. Je gaat helemaal mee in het gewaagde plan van Klein-Gottfried om zijn opa te laten ontsnappen uit het ziekenhuis om nog een keer naar zijn oude huis op het eiland te gaan en er een bokaal vossenbessenjam te halen die zijn vrouw zo heerlijk kon maken. Je ervaart bijna aan den lijve Klein-Gottfrieds gepieker op de terugtocht. En je voelt hoe hij aanvoelt dat opa zal sterven. Ook die meest emotionele bladzijden verwoordt Stark zo sober en gevoelvol dat ze niet alleen draaglijk maar zelfs hartverwarmend worden. Zo steekt het gesprek over het al dan niet geloven in de hemel vol heerlijke humor. Ulf Stark is een fijngevoelige stilist, het is dan ook geen toeval dat Klein-Gottfrieds opa op het eind van zijn leven ‘mooie woorden’ wil leren. Op die manier komen zowel Klein-Gottfried zelf als de lezer in contact met woorden als ‘ambrozijn’, aanbiddelijk’, ‘amoureus’ of ‘hartstochtelijk.
Kitty Crowther is de gedroomde kunstenares om dit verhaal te illustreren. Haar naïeve stijl en fijngevoelige humor geven perfect de sfeer en de karakters weer. De boze opa met zijn rode kop bij het begin is confronterend, maar typeert hem ten voeten uit. Het beeld contrasteert veelzeggend met het slotbeeld waarop hij vredig in bed ligt. Onvergetelijk zijn ook de prenten waarin opa als een lieve brombeer wordt afgebeeld, of die waarop hij eruit ziet ‘als God die moe was en tegen een dikke wolk leunde’.
De weglopers is een heerlijk, hartverwarmend boek zoals je er maar zelden een vindt. Een boek voor het leven.
Jan Van Coillie