Luka is niet onverdeeld gelukkig als William, een jongen die ze een jaartje eerder tijdens haar vakantie in Frankrijk leerde kennen, contact opneemt om haar in Nederland te ontmoeten op doorreis naar België. Ze weet niet of ze hem wel kan en mag vertrouwen. William reist naar Ieper, een stad waar de Eerste Wereldoorlog volop woedde.
Als student geschiedenis zal hij er mensen ontmoeten die zijn onderzoek over de Eerste Wereldoorlog vooruithelpen. Hals over kop besluit Luka om met William mee te reizen naar Ieper. Ze begrijpt zichzelf niet, maar het lijkt of ze met stille dwang naar het oorlogsstadje gestuurd wordt. Tante Jeanne, bij wie ze tijdelijk logeert, begrijpt en steunt haar. Ze leent zelfs haar auto aan de jongelui en geeft een pakje oude brieven mee die ze zelf ooit van een ver familielid kreeg. De reis naar Ieper verloopt niet zonder hindernissen. Luka voelt zich vreemd. Op onverwachte momenten duikt er een roodharige jongen op die haar bespiedt.
Dat is niet nieuw, maar omdat Luka niet voor gek wil doorgaan, hield ze dit steeds angstvallig geheim. In Ieper overweldigt het verleden haar. De brieven, de roodharige jongen, de bij momenten indringende sfeer beklemmen haar. Ze belandt brutaal in het verleden maar kan met de hulp van William, Jeanne en een vriendelijke historicus eindelijk de dingen op een rij zetten. Beschikt Luka over bijzondere krachten? Van wie zijn die brieven? Wat wil de roodharige jongen en hoe past William in dit hele verhaal? Aan het einde van de roman worden die vele vragen opgelost. Luka en William ontdekken dat ze op een vreemde manier verbonden zijn met mensen die de Grote Oorlog echt beleefd hebben en dat brengt hen heel dicht bij elkaar.
Guido Bottinga maakt in De verwanten jonge mensen ervan bewust dat het verleden herdenken een zinvolle daad is. Nog steeds komen in Ieper en de frontstreek verwanten op zoek naar familieleden die lang geleden sneuvelden tijdens de Grote Oorlog. Daarover schreef Michael Edwards, een Britse journalist een ontroerend gedicht ‘The day may family came’ dat op verschillende momenten in de jeugdroman opduikt en de boodschap goed samenvat: Maar op een onverwachte zomerdag klonken stemmen, die mij raakten. Als familie, teerbemind. Mijn ziel en geest ontwaakten. Daar waren harten om mij te dragen. Om mij te helen, te verlichten. dit keer kwamen ZIJ voor mij. Met hun gebeden en gedichten. Hun gebed wees mij de weg en nu ben ik vrij. Want mijn verwanten zijn gekomen. ZIJ noemden mij bij mijn diepste naam. Mijn verwanten, goddank. zij zijn gekomen.