Wat een heerlijk, ‘klassiek’ avonturenverhaal. Van bij de eerste woorden word je het verhaal in gesleurd. Een jongen, Boy, krijgt een zak over zijn hoofd getrokken en wordt hardhandig meegenomen naar Frank de Kraker of de King, het hoofd van een gewetenloze bende misdadigers en dieven. Als geroutineerd zakkenroller krijgt Boy een opdracht waarin hij niet mag falen. De toon is meteen gezet voor een spannend verhaal in de traditie van Oliver Twist.
Boy moet de schat vinden van Walter Wormwell, wiens exotische dieren na zijn dood openbaar verkocht worden. Het pronkstuk is de olifant Maharadja. In de bewoordingen waarmee de auteur Boys opperste verbazing beschrijft bij het zien van het majestueuze dier, voel je de hand van de meester. Ook verder in het verhaal weet Jane Kerr bijzondere momenten ijzersterk te vatten, bijvoorbeeld wanneer Boy en Maharadje elkaar voor het eerst ‘in de ogen kijken’.
Het lijkt slecht te zullen aflopen voor Boy, wanneer hij bij de kraag gevat wordt door de reusachtige helper van meneer Jameson. Die blijkt echter grootse plannen met hem te hebben. Hij moet als Indiase prins op de olifant naar Jamesons dierentuin in Machester rijden. En dat moet hij doen binnen de zeven dagen, wil Jameson niet zijn hele hebben en houden verliezen aan de valse Albright. Onderweg krijgt hij gelukkig steun van het ondernemende meisje Hetty, die hem perfect aanvoelt, wat nodig is want Boy (of Danny zoals meneer Jameson hem noemt) kan niet spreken. Genoeg ingrediënten voor een tocht vol spanning en emotie, maar met natuurlijk een goede afloop, want zo hoort dat in een dergelijk klassiek avonturenverhaal.
De olifantendief is zo’n boek waarmee je even alles om je heen kunt vergeten. Al raakte ik als kritische lezer toch af en toe wel uit de ban van het verhaal. Zo duurde de aanloop tot de eigenlijke tocht me te lang. Sommige gesprekken tussen Hetty en haar vader (een gewetensvolle dierenarts die Maharadja verzorgt onderweg) klinken te hoogdravend om natuurlijk over te komen. De passage waarin de rijke lord Cawthorne Maharadja voor een volkstribunaal wil brengen is wel erg vergezocht. En ook de tussenkomst van de Britse koningin (een knipoog naar Roald Dalhl?) komt in dit verhaal gekunsteld over. Voor de meeste jonge lezers zal dit het leesplezier niet verhinderen. Ze mogen zich gelukkig achten te kunnen wegduiken en wegdromen in zo’n fantastisch avontuur.
Jan Van Coillie