‘Dit verhaal is verzonnen. De plekken zijn niet echt. De dieren zijn niet echt. En het allerbelangrijkste: de dieren staan niet voor mensen. De mens heeft de neiging zichzelf overal in terug te zien, om te denken dat alles wat leeft een soort verlengstuk van mensen is, met name dieren, maar in dit boek is dat niet het geval. Hier zijn de honden honden, de vogels vogels, de geiten geiten en de Bizons Bizons.’ Van een origineel woord vooraf gesproken …
Johannes is inderdaad een hond, of preciezer een ‘coyottehond’, zoals hij op een dag ontdekt. Zelden las ik een verhaal waarin je je als mens zozeer kan inleven in een dier. Johannes woont in een reusachtig park, al heeft hij als hond duidelijk geen besef van ruimte en tijd. Zo schat hij dat de vijver in het park er al tienduizend jaar ligt en loopt hij naar eigen zeggen sneller dan het licht. Zijn ongelooflijke snelheid zet hij trouwens meermaals in de verf. Je mag hem gerust een sympathieke opschepper noemen, al klinkt die typering misschien te menselijk. Zijn hoogste goed is zijn vrijheid: ‘Niemand voert me. Ik heb geen baas en ik ben vrij.’. Zijn levensmotto is heel simpel: ‘Dit is mijn leven. God is de Zon. De wolken zijn haar boodschappers. Regen is gewoon regen.’
In de dierenwereld van het park is Johannes bijzonder. Hij is namelijk ‘de Ogen’. Alles wat er in het park gebeurt en vooral wat het Evenwicht zou kunnen verstoren, rapporteert hij aan de Oudsten, drie Bizons die de dieren bijstaan met wijze raad. In zijn taak wordt hij geholpen door vier vrienden, de Hulp-Ogen. Net als Johannes krijgen ze een uitgesproken dierlijke persoonlijkheid. Zijn beste vriend is de zeemeeuw Bertrand, met wie hij op het eind de tocht van hun leven aanvangt. Johannes typeert hem als volgt: ‘Volgens mij is hij de belangrijkste en sterkste meeuw die er bestaat, maar hij is bescheiden en wil niet de sterkste en belangrijkste genoemd worden. Hij wil gewoon Bertrand zijn.’ Ook Sonja, de eenogige eenhoorn, is bescheiden, ze kan vooral niet tegen complimentjes. De pelikaan Yolande is de enige die kan lezen. Verder is ze berucht om haar chaotische landingen. En dan is er nog Angus, de mollige wasbeer die als nachtdier veel dingen ziet die de anderen niet zien. Net als de andere vrienden wordt hij door de auteur neergezet met milde humor. Volgens Johannes vinden de wasberen hùn plannen altijd beter, al hebben ze er eigenlijk geen.
De komst van een museum in het park gooit het leven van Johannes overhoop. Hij raakt zozeer in de ban van de kunstwerken (waar hij als hond op een heel eigen manier tegenaan kijkt) dat zijn aandacht verslapt en hij gevangen genomen wordt. Gelukkig weten zijn vrienden hem te redden, maar zijn eigendunk kreeg wel een flinke deuk. Hij snapt nog beter de waarde van vrijheid, wat hem sterkt in zijn plan om de drie bizons te bevrijden. Dat plan krijgt pas echt vorm wanneer hij kennismaakt met de geit Helene. Ze wordt door de andere geiten gemarginaliseerd omdat ze niet de juiste strepen op haar hoorns heeft. Helene roept niet alleen warme gevoelens op bij Johannes (hij vindt haar ‘zeldzaam gracieus en ongekend vriendelijk’), ze verandert ook zijn kijk op de wereld. Ze weet te vertellen dat het park op een eiland ligt dat maar een heel klein stukje van de wereld is. Zelfs zijn levensmotto trekt ze minzaam in twijfel. Uiteindelijk biedt ze hem een uitweg uit zijn beperkte bestaan, een uitweg naar echte vrijheid om vrijuit te rennen en te zien. Want ‘Helden gaan op pad. Leven is op pad gaan.’
Het boek is verlucht met schilderijen van romantische landschappen –vooral bossen- van schilders als Courbet en Van Ruisdael, waaraan Schawn Harris de hond Johannes heeft toegevoegd. Ze zorgen voor rustpauzes in het verhaal maar laten je vooral telkens opnieuw mee rennen met Johannes, in alle vrijheid je eigen verbeelding achterna.
Jan Van Coillie