de Meisjes. Zeven sprookjes

Onze recensie

Je hebt ze in allerlei soorten en vormen: sprookjesbewerkingen. Er zijn er voor beginnende lezers, in stripvorm, op rijm, parodieën … Maar zeldzaam zijn wat ik de literaire bewerkingen zou willen noemen, verhalen die vertrekken vanuit sprookjes, die de auteurs op een originele manier naar hun hand zetten, en dat in een literaire stijl. Voorbeelden daarvan in het Nederlands zijn Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen van Wim Hofman (2000) en De roos en het zwijn van Anne Provoost (2013). De Meisjes van Annet Schaap toont trouwens heel wat verwantschap met Zwart als inkt. Beide brengen verhalen met een uitgesproken duistere kant én bevatten een bijzondere combinatie van woord en beeld van een en dezelfde kunstenaar. In interviews steekt Annet Schaap overigens haar bewondering voor Wim Hofman niet onder stoelen of banken.

De meisjes is zonder meer een hoogst originele adaptatie van sprookjes. Zoals de titel laat uitschijnen, staan meisjes centraal in de zeven korte verhalen en het zijn niet zomaar meisjes, het zijn Meisjes met een hoofdletter in de titel. De auteur laat zich gelukkig niet verleiden tot moderne clichés met vrouwen in de rol van superhelden die ‘hun mannetje’ kunnen staan. Eerder confronteert ze de lezers met de frustraties en de druk waar veel vrouwen (vaak door toedoen van mannen) onder gebukt gaan. Het hoofdpersonage in ‘Meneer Pesteel’ droomt van een ‘sprookjesdroomkoning’. Net als in Repelsteeltje biedt haar vader haar aan de koning aan omdat ze goud zou kunnen spinnen en wordt ze geholpen door een klein kereltje. De koning blijkt hier nog meer dan in het oorspronkelijke sprookje een hebzuchtige, autoritaire man en meneer Pelsteel is een meedogenloze kapitalist. Het slot is verrassend, met het meisje in een veel assertievere rol dan in het sprookje van Grimm. In ‘Kikker’ slaagt het meisje er maar niet in om de kikker om te kussen in een mooie prins. Uiteindelijk raadt haar tante haar aan op zoek te gaan naar een echte prins. Die lijkt ze te vinden, maar al snel blijkt dat hij haar op allerlei manieren wil veranderen: ze mag geen suiker meer eten en moet haar haar los laten. Ook hier neemt ze uiteindelijk het heft in eigen handen en keert ze terug naar haar gezellige en grappige kikker, de raad van haar tante indachtig: ‘Er zijn nadelen aan een kikker als echtgenoot, maar er zijn ook zeker voordelen.’ In ‘Blauw’ droomt Anna ervan in dienst te kunnen gaan van de alom gewaardeerde dominee, maar is het haar zus die gekozen wordt. Hij behandelt haar echter als voetveeg. Haarscherp weet Anne Schaap zijn houding te typeren met enkele details, zoals zijn blik en het knikje wanneer ze koffie op een schoteltje morst. In het laatste en langste verhaal ‘Monstermeisje’ ziet Belle eruit als een monster. Omwille van haar afzichtelijke uiterlijk verbannen haar ouders haar naar een afgelegen eiland, waar de dame Morsegat haar moet klaarstomen voor een huwelijk met een prins. Hoe zinloos het gestelde schoonheidsideaal hier is, verwoordt de auteur via de pijn die het meisje moet lijden als Morsegat haar elke dag onthaart met een pinset, een volkomen zinloze praktijk. Hier is een het aangespoelde visser die ongekende gevoelens wakker maakt in het meisje, waardoor ze uiteindelijk kiest voor de vrijheid.

Het mag duidelijk zijn dat de Meisjes geen vlakke sprookjestypes zijn, maar mensen van vlees en bloed. Met een sterk inlevingsvermogen typeert Annet Schaap hun gevoelens en gedachten. Zo is de jaloezie tussen Anna en haar schattige zusje Lize in ‘Blauw’ heel herkenbaar. Hetzelfde motief duikt op in ‘Slaapster’. De minder knappe en geliefde dochter neemt er de zorg op zich voor haar zieke zus die in een blijvende slaap ligt. Maar de lezer weet dat er in haar ook jaloezie broeit, ze beseft dat haar ouders veel minder verdrietig zouden zijn ‘als zij het was die dood zou gaan.’ Op het eind is zij het voor wie de prins valt. Niet alleen door de karakters van de meisjes verder uit te werken, brengt Annet Schaap diepgang in haar verhalen. De verhalen bevatten geregeld ook verwijzingen naar maatschappelijke mistoestanden van onze tijd. Het meisje uit Wolf verlaat de door haar routeplanner aangegeven weg omdat ze zich wil losmaken uit de druk van haar moeder, die vooral opgeslorpt wordt door haar werk. Maar ook de wolf voelt zich bekneld als ‘sierwolf’. Hij heeft immers een zendertje ingebouwd, waardoor hij zijn afgebakende terrein niet kan verlaten. In een confrontatie met het meisje komt zijn ware aard naar boven, maar je voelt als lezer haast medelijden wanneer die finaal wordt uitgeschakeld. In ‘Koekjes’ worden de meisjes Haasjes en Griet vergeten door hun te hardwerkende vader. Ze gaan op zoek naar zijn kantoor, maar worden door drie mevrouwen in een koekjeswinkel gelokt, waar ze schaamteloos ingezet worden voor een marketingcampagne.

Dat de verhalen boeien, komt niet alleen door de verrassende bewerking van bekende sprookjesmotieven, maar ook door sterke opbouw en de beeldende en precieze stijl van Annet Schaap. Bij het begin van ‘Meneer Pelsteel’ zit het meisje te dromen: ‘De middag is zo zacht dat ze haar handen er eenvoudig doorheen kan steken naar wat daarachter ligt, en voor ze het weet spint ze haar gedachten uit tot een gouden draad.’ Meer woorden heeft de auteur niet nodig om een sfeer van magie te scheppen. Het eerste deel van de zin komt terug op het einde van het verhaal, waar het een gouden belofte van vrijheid inhoudt. Pure magie ook hoe ze de angst van de wolf verwoordt voor de prik die hem slap maakt: ‘Ze schieten met iets gemeners, een klein prikje geeft het maar. En dan is hij zichzelf kwijt. Zijn kop loop vol bagger, zijn gedachten smelten, een donker trekt hem naar binnen. En als hij zich daar, na een hele tijd, uit heeft geworsteld, is hij alleen nog maar misselijk en draaierig en boos. En doen zijn poten het niet meer.’ En hoe krachtig verwoordt ze de wanhoop van de vader die zijn dochter denkt te verliezen in ‘Slaapster’: ‘Stop de tijd dan!’ riep vader. ‘Gooi alle klokken kapot, verbrand de kalender!’ Hij maakte een groot vuur in de tuin en gooide de tijd erop. Kalenders, zandlopers, horloges, de krant die elke dag kwam.’ Hoe helder de stijl ook is, woordgebruik en de denkbeelden van sommige personages maken de verhalen moeilijker voor jonge kinderen. Neem de volgende uitspraak van de molenaar tot de koning: ‘Op vrouwen is nu eenmaal geen peil te trekken.’

Het is een voordeel als je je eigen verhalen kunt illustreren: je bepaalt als kunstenaar zelf hoe beeld en tekst bij elkaar passen. Het valt op dat Annet Schaap vooral voorwerpen afbeeldt: prikkeldraad, een koekje, een haagschaar, een pincet. Hierdoor laat ze veel aan de verbeelding van de lezer/kijker over. Maar ook wanneer ze personages tekent, prikkelt ze de verbeelding. Kijk maar naar Roodkapje,  die ze afbeeldt als een soort houden pop in een ruwe capuchon tegen een inktzwarte achtergrond, waardoor er van haar een vreemde dreiging uitgaat. Door haar mimiek en houding wekt het harige monstermeisje dan weer een mengeling van weerzin en medelijden op.

Meerdere keren laat een wijs personage in dit boek zich ontvallen dat het leven geen sprookje is. Dat ondervinden de Meisjes aan den lijve en de lezers met hen. De kracht van deze verhalen bestaat erin dat Annet Schaap erin slaagt diepmenselijke gevoelens te versterken door het universele, sprookjesachtige kader waarin ze die plaatst én door haar oorspronkelijke stijl.

Jan Van Coillie

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur