Charlie lijkt een heel gewone jongen, eerder onhandig, vaak onzeker, met een zwarte huid en kroeshaar en met een moeder die directrice is van de school waar hij ook al niet echt uitblinkt. Hij heeft wel een bijzondere oma. Vijf jaar voor het verhaal begint verdween zij plotseling uit zijn leven. Al even plots is ze terug, maar ze blijkt zo goed als al haar herinneringen kwijt te zijn. Een bijzondere spiegel van zijn oma maakt hem duidelijk dat hij net als zij een ‘toveraar’ is. Hij gaat in de leer bij meester Lin, die hem verder inwijdt in de magie, daarbij geholpen door Sapodila, een andere leerling-toveraar. Ook in de magie blijkt Charlie een klungelaar, al wordt op de duur steeds duidelijker dat hij om te toveren geen magische tekens (‘runen’) nodig heeft. Tegen zijn wil raakt Charlie betrokken in een machtsstrijd binnen de wereld van de toveraars, waarbij leden van de Academie (het hoogste machtsorgaan) een verbond sloten met De Ruiter, een allegorie voor de dood. Dat akelige wezen verzamelt ‘perlums’, bijzondere parels waarin de herinneringen van zijn slachtoffers gevangen zitten. Charlie beschouwt het als zijn persoonlijke opdracht om de perlums van zijn oma terug te halen, ook al moet hij daarvoor de confrontatie met de dood aangaan. Niet zozeer zijn grote gestalte, maar wel zijn onweerstaanbare glimlach en zijn doorzettingsvermogen zullen hem daarbij helpen.
De Franse auteur Audrey Alwett weet hoe ze een magische omgeving in woorden moet oproepen zodat de lezer erin gelooft. Daartoe vond ze inspiratie bij illustere voorbeelden. Het verhaal doet geregeld denken aan de beroemde Harry-Potter-serie, met een soms klungelende held, bevriend met (verliefd op?) een ondernemend meisje, een bijzondere school (de Lijpkikker Luciferschool die hier wel veel minder kleurrijk is dan Zweinstein), een scheiding tussen de magische en de gewone wereld (hier bevolkt met ‘Strutsers’ in plaats van ‘Dreuzels’), de voortdurende confrontaties met de jonge slechterik (in dit geval Thibald, de zoon van een rechter), een magische (boeken)winkel en allerlei magische voorwerpen (onder meer een originele variant op de vliegende bezems en toverboeken). De band tussen persoonlijkheid en toverdier (onder meer tussen Charlie en zijn kat) doet denken aan de ‘daemons’ uit de reeks Het gouden kompas van Philip Pullman en de magische snoepjes (muzieksoesjes, waarzeggende beignets enz.) roepen herinneringen op aan Sjakie en de chocoladefabriek van Roald Dahl. Maar het zijn toch vooral de kleurrijke personages die de wereld van de toveraars tot leven brengen. Op de eerste plaats Charlie zelf, die levendig getypeerd wordt, ook door de complexe relatie met de bedachtzame, bloedernstige Sapodila en haar tegenpool June, die nooit iets ernstig lijkt te nemen. Maar ook andere personages blijven bij, zoals meester Lin, de Ruiter of rechter Pantaleon.
Alwett weet de lezer ook mee te slepen in de magische wereld door een sterk opgebouwde spanning én door humor. Voor spanning zorgt op de eerste plaats de vraag of Charlie erin zal slagen de herinneringen van zijn oma terug te halen. Daarbij is er niet alleen de voortdurende dreiging van de Ruiter, maar ook die van de corrupte Academieleden, de gewetenloze burgerwachten én de jonge etter Thibald met zijn companen. Een bijzondere spanning roepen ook de perlums op, die herinneringen van/aan zijn oma bij Charlie naar boven laten komen. Voor humor zorgen onder meer Charlies eigenzinnige kat Sherwood, zijn magische dweil en zijn geklungel met magie. Wanneer Charlie er bijvoorbeeld enkel in slaagt een rotte ‘brompoen’ als rijtuig te kweken, die bovendien naar kattenpis ruikt, heft Sherwood zijn staart op en laat hij zijn anus zien aan meester Lin. De humor steekt ook in de taal, waarin al evenveel neologismen opduiken als in de Harry-Potter-boeken: toveraars, perlums, strutsers, brompoenen, molmkop … een uitdaging voor de twee vertalers, die ze met veel creativiteit en vaardigheid aanpakten (al konden sommige dia-/monologen wel vlotter). Hoewel de taal minder vaak sprankelt dan in de boeken over Harry Potter, schrijft Audrey Alwett net als J.K. Rowling erg visueel. De boekverkoopster die haar vliegende boeken beveelt als een generaal zie je voor je als in een film. Al even filmisch is Alwetts beschrijving van de rechtszaal van de Academie of van personages als meester Lin, de Ruiter of rechter Pantaleon. Ook veel gesprekken zou je zo in de script van een film kunnen overnemen, al geldt dat niet voor alle. Sommige gesprekken tussen Charlie en de betweterige Sapodila klinken onnatuurlijk en ook Charlies monoloog aan de telefoon met June is in nodeloos zware bewoordingen gegoten.
Wordt De magische wereld van Charlie de nieuwe Harry Potter, zoals sommige Franse media je willen doen geloven? Dat durf ik te betwijfelen. Daarvoor is alvast dit eerste deel soms nog te gekunsteld en is de casting van de personages minder sterk. Toch twijfel ik er niet aan dat veel jonge lezers helemaal in de ban van dit boek zullen raken. De mix van magie, avontuur en humor garandeert uren leesplezier.
Jan Van Coillie