De koningin zonder land is een pennenvrucht van Paul Verrept, aangevuld met de potloodvruchten van Berlinde De Bruyckere. De tekst werd geschreven op vraag van Muziektheater Transparant, als libretto voor een opera. Een prangende vraag spookte door ons hoofd eens de laatste letters opgepeuzeld waren – want ja, dit verrukkelijke verhaal eet je liefst in één smakelijke keer op: is dit een kinderboek?
Het antwoord erop is even duidelijk als algemeen: dit boek is spek voor de bek van alle leeftijden. Het gaat over grote thema’s als leven en liefde, heden en verleden, vastklampen en loslaten. De schrijver slaagt er echter in deze grote thema’s in een bijzonder verhaal te gieten, dat deze thema’s op een specifieke wijze behandelt.
Het hedendaagse sprookje gaat over een prinses die geboren wordt op de dag dat het koninkrijk van haar ouders verwoest wordt door de zee. Haar ouders kunnen slechts op het nippertje ontsnappen en vestigen zich in een nieuwe stad, maar slagen er moeilijk in op deze andere plaats een nieuw leven op te bouwen. Zeker omdat hun dochter weigert één voet op de grond te zetten – letterlijk. Ze houdt niet van de bodem omdat ze haar geboorteland nooit gevoeld, nooit gekend heeft. Daarom loopt ze altijd op stelten en woont ze in een hoge boomhut. Heel mooi hoe Verrept deze leegte beschrijft, die niet meteen goed of slecht is, alleen maar ‘niets’: Veel mensen, anderen / keren terug naar plekken waar ze gelukkig waren./
Sommigen zoeken zelfs de gruwel hen is aangedaan terug op,/om dan een zeker vrede te vinden in de stilte op de plek waar ze leden,/ als flarden mist boven een landschap./ In mijn geval is er niets meer. De prinses heeft echter wel andere kwaliteiten: zo kan ze door muren heen kijken, als een roofvogel vliegend over de wereld. Ze geniet van die momenten, tot ze een jongen aan de andere kant van de wereld in het oog krijgt, die haar indringend aankijkt alsof hij weet dat ze kijkt. De jongen keert vaak terug in haar dromen en visioenen, hetgeen haar zwaarmoedig maakt. Op een dag lijkt haar gave haar zelfs in de steek te laten. Ze merkt echter dat de jongen zich zwaargewond aan de voet van haar boomhut bevindt. Ze daalt van haar touwladder af en terwijl ze haar voeten voor het eerst met de aarde verzoent, voelt ze haar gave als een zware last haar lichaam verlaten.
Of hoe dit mooie sprookje meegeeft hoe zweven in het verleden wel eens leuk kan zijn, maar dat een mens meestal beter gediend is met de voeten stevig op de grond in het heden. Een heden dat geen eindbestemming is, maar deel van een lange weg waarop we verdergaan. De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat de tekeningen ons maar weinig deden. Bovendien lijkt het ook het enige leeftijdsgebonden te zijn in dit boek, omwille van een abstractie die eerder voor volwassenen voorbehouden is. Over smaken valt echter niet te twisten, dus oordeel gerust het tegendeel: hoe de tekeningen van eenzelfde paradoxale kwetsbare kracht kunnen zijn als het verhaal.
– Door Sebastian De Witte –