Op een dag verschijnt er een raar dier, met een grote koffer bij zich. Vooral die laatste maakt de andere dieren nieuwsgierig: wat steekt er in die koffer? Volgens het vreemde dier zit er een theekopje in, en een tafel, een stoel en zelfs zijn huisje van waaruit je de zee kunt zien. Dat kunnen de andere dieren maar moeilijk geloven, maar intussen wordt de kijker wel aan het twijfelen gezet. Op de prenten worden al die dingen immers afgebeeld.
Het vreemde dier zegt van ver te komen en valt vermoeid van de reis in slaap. Dan stelt de vos voor om de koffer open te breken. Alleen zo kunnen ze te weten komen of de vreemdeling liegt. Haas oppert nog dat ze dat toch niet kunnen doen – ‘die koffer is niet van ons’ – maar het is al te laat.
In de koffer steken een gebroken theekopje én een foto van het vreemde dier aan tafel voor zijn huisje. De inhoud van de koffer kun je zien, in de tekst staat enkel: ‘in een oogwenk was de koffer open’. Net die interactie tussen veelzeggende illustraties en sobere tekst maakt dit prentenboek zo bijzonder. Als kijker-lezer-luisteraar krijg je alle ruimte om zelf conclusies te trekken, waardoor die dieper doordringen.
Intussen droomt de vreemdeling over zijn reis vol gevaren. Als hij wakker wordt, kan hij niet geloven wat de andere dieren hebben gedaan. Opnieuw is er een spanning tussen tekst en illustraties, wat de verrassing op de volgende bladzijde voor de lezer des te groter maakt, een verrassing die een warm gevoel schenkt én tot nadenken stemt. Dat de boodschap nergens geëxpliciteerd wordt, is een extra verdienste, want net daardoor laat die niemand onberoerd. Als een prentenboek erin slaagt een diepmenselijke boodschap op zo’n ongedwongen, vanzelfsprekende manier te brengen, is het een groots boek voor jong en oud.
Jan Van Coillie