Wouter Deprez, Vlaams cabaretier, heeft een zoontje van bijna drie jaar. Ze hebben samen al veel beleefd en in de De hond is een beetje kapot , geeft Deprez een eerlijke weergave over wat hij denkt en voelt als jonge papa van een zoon die de dingen al voor de tweede keer meemaakt . Het boek begint met JA , in grote blauwe letters gedrukt; een welluidende positieve intro waarin Deprez de hunkerende blik beschrijft van zijn zoontje naar mama’s buik waarin nu een broer of zus zit .
In verhaal II – in totaal zijn er tweeënvijftig verhalen genummerd met Romeinse cijfers waarachter een knipoog schuilt naar de mogelijk geschiedkundige waarde van de verhalen – richt de schrijver zich rechtstreeks tot zijn zoon: dag zoon , opnieuw in dikke blauwe letters – deze keer niet vergroot – heel sereen en sterk. Eigenlijk begint het merendeel van de verhalen met de aanspreking dag zoon , woorden waarachter je een papa voelt die met veel respect kijkt – en opkijkt – naar dat kleine, wijze en inspirerende mensje dat het centrum van zijn verslaggeving uitmaakt. ‘ […] dat zie ik allemaal vanachter de computer – door het raam waarachter ik doe – wat ik doe – sinds de eerste dag dat je er bent – kijken naar jou – en verslag uitbrengen bij mezelf.’
In verhaal VI en VII gaat het ‘kijken naar’ gepaard met een gedeelde belevenis. Een nachtmerrie, naar aanleiding van een filmpje waarin een slechte hond een goede mol wil opeten, bezorgt de zoon een uitermate onrustige nacht. ’s Nachts ‘sluipt de hond uit de film de kamer in. Hij denkt dat je de mol bent, hij wil je opeten. […] De volgende dag zitten we met kleine ogen aan het ontbijt. Alle drie hebben we een blaffende hond in ons hoofd.’ Maar als de zoon het ontbijtmes ziet, viert kinderlogica hoog tij: ‘als hond mes opeet, is hond beetje kapot’.
De tekeningen zijn van Randall Casaer, Belgisch tekenaar en regisseur van o.a. Wim Helsen en Wouter Deprez. Bij elk verhaal hoort een zwart-wit tekening, een eerder ruwe schets waarin mama en papa voorgesteld worden als rendieren en de zoon als … een konijn. Een grappig element uit het verhaal van Deprez wordt in de tekening extra opengetrokken. Zo bijvoorbeeld verhaal XX over de schommel waarin de zoon eindeloos aan de papa vraagt om hem te duwen. DUWEN, PAPA! Op de tekening zien we een duwend rendier met een konijn dat bijzonder hoog en uitermate genietend uit de schommel vliegt. Het is lachen met wat Deprez schrijft, en nog eens lachen met de tekeningen van Casaer.
Het lezen van dit boek is dan ook o zo plezant. En het is ‘fijn’ leesplezier, waarin zorg voor taal, vorm en mens samenkomen. Het was lang geleden dat ik mezelf, tijdens het lezen van een boek, verschillende keren hardop hoorde lachen. Vooral toen ik las dat de zoon, op een dag, zijn tenen opensperde om daar vervolgens iets vies van tussen te halen, daar als een kleine filosoof bij stil te staan, om het vieze tussen de twee oorspronkelijke tenen dan toch maar terug te plaatsen. – Door Gina Blanckhaert –