De hele tijd

Onze recensie

Wie kent ze niet, de verhalen over de eekhoorn, de mier en andere dieren van Toon Tellegen. De meeste staan in bundels, maar De hele tijd bevat mar één verhaal, dat in dit boek wordt uitgewerkt in een spannende interactie tussen tekst en beeld.

De hele tijd is een typisch Tellegen-verhaal: bevreemdend en toch zo herkenbaar, bizar, grappig en filosofisch. Zonder twijfel is de tijd een van de meest filosofische onderwerpen, onzichtbaar maar altijd aanwezig, iets wat de mens van ouds probeert te vatten in meerdere betekenissen. Geen wonder dat de tijd in zoveel zegswijzen opduikt en zoveel vragen oproept. Tellegen zou Tellegen niet zijn als hij niet precies met die zegswijzen en vragen een spel speelt: de tijd gaat snel, het is de hoogste tijd, soms kruipt de tijd, wat de vraag oproept of de tijd soms ook moe is. En hoe letterlijk kun je de vraag ‘waar is de tijd?’ nemen?

Het boek begint niet met woorden maar met beelden: als een soort prelude tekent Geerten Ten Bosch eerst de hut van de egel onder een reusachtige boom en vervolgens na de titelpagina een bos vol boomstammen met daartussen de dansende rode mier. Haar techniek met houtskool en waterverf roept perfect de sfeer van het bos op. Je merkt meteen ook dat er aan de vormgeving veel zorg is besteed: de aanvangswoorden van het verhaal staan op een aparte pagina groot en rood afgedrukt: ‘De egel woonde in een klein huis tussen het struikgewas’. De zin vervolgt op de volgende pagina: ‘onder de linde, niet ver van de open plek in het bos.’ Het verhaal begint echt wanneer op een avond de mier bij de egel op bezoek komt. ‘Ze dronken thee en hadden het over de tijd. De mier zei dat de tijd geen geheimen voor hem had.’ Natuurlijk roept dat vragen op bij de egel en er ontspint zich een voor Tellegen typische conversatie vol filosofische bespiegelingen, waarbij over de tijd gepraat wordt als een levend iets of iemand: ‘Als hij is uitgerust, springt hij uit bed en gaat hij hollen, en misschien wel vliegen. Dan is hij niet meer te stuiten en verdwijnt misschien uit het zicht.’ Ook al beweert de mier dat de tijd geen geheimen voor hem heeft, toch krijgt de egel geen bevredigende antwoorden.’ ’s Nachts staat de tijd plots voor zijn deur, de ‘hele tijd’ nog wel, alle seconden, minuten, uren, dagen en jaren. Ten Bosch beeldt hen af als een soort wriemelende, hotsende en botsende monsterlijke wezentjes. Hun carnavaleske dans gaat samen met een versnelling in Tellegens verhaal, die naar een climax voert, waarna de rust terugkeert, ook nu in woord en beeld. De egel gaat een uurtje slapen, ‘een klein uurtje’ en op de slotprent lijken ook het bos en de tijd dat te doen.

Neem de tijd om een klein uurtje in dit boek te verdwijnen en wees daar maar zeker van: de tijd vliegt dan zó voorbij.

Jan Van Coillie

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur