Een kleine jongen stapt alleen naar school. Hij haast zich want onderweg maken veel dingen hem bang: de donkere tunnel, een brutale blaffende hond en een enge man op een bank. Op een dag staat een grote vriendelijke hond aan de schoolpoort. De hond is lief, maar de jongen wacht een beetje angstig af. Kan hij die grote hond wel vertrouwen?
De hond volgt de jongen naar huis en de volgende morgen wacht hij hem op. Samen wandelen ze weer naar school. De tunnel is nu minder donker, de brutale hond houdt zijn bek en de gemene man kijkt minder dreigend. De jongen en de hond worden beste vrienden. De seizoenen glijden voorbij. Ze spelen samen tussen dwarrelende herfstblaadjes en in de sneeuw. Maar op een dag verschijnt de hond niet. De jongen zoekt hem overal. Hij vindt zijn vriend treurig voor het hek van een grote tuin. De hond mist zijn baas. Gelukkig weet de jongen raad. Voortaan zijn er drie vrienden: de jongen, de hond en zijn oude baas. Zonder woorden weten de makers van dit prentenboek jong en oud te ontroeren.
Het verhaal van vriendschap ontvouwt zich stap voor stap met veel subtiele nuances. De tekeningen tonen haarscherp de dreigende omgeving, de wisselende stemming van de jongen en het goedige karakter van de hond. Dank zij de vriendschap met de hond groeit het zelfvertrouwen van de jongen en is hij in staat om anderen te helpen.
Rita Ghesquiere