Een oude boom groeit in het bos. In zijn kruin, op zijn takken, onder zijn wortels, kortom overal om hem heen leven dieren. We maken kennis met de luiaard, twee snoeken, een maanvlinderrups, een boomeekhoorn, een steenuil en nog zovele andere dieren.
Via een kettingverhaal leren we de gedachten kennen van de dieren. Allen hebben ze één ding gemeen. Ze zijn buitenbeentjes onder hun soortgenoten. De maanvlinderrups wordt liever geen vlinder, want als rups leeft ze langer. De kruisspin heeft te veel empathie om de vliegen op te peuzelen die ze in haar web vangt. De bruine beer heeft helemaal geen zin om uit zijn winterslaap te ontwaken. Hij begint liever aan een lenteslaap. Betsie, de groene bladluis, houdt niet van groene blaadjes. Stiekem peuzelt ze haar broertjes en zusjes op. Alle dieren uit dit boek denken na over het leven en hun eigen rol tussen de anderen. Zo vraagt de steenuil zich af op p.59: “Wat ben je nou eigenlijk? Ben je wat je bent? Of wat je denkt dat je bent? Of wat anderen denken dat je bent?”
Toch is dit geen saai filosofisch boek. Het rijke taalgebruik en de poëtische schrijfstijl, doorspekt met dialogen, maken het boek aangenaam om lezen. De hoofdstukken zijn kort en duidelijk afgelijnd. Dit maakt het eenvoudiger voor minder ervaren lezertjes. De kunstige, ingetogen illustraties in gedekte kleuren dragen bij aan de sfeer in dit boek. Het is zeker een aanwinst voor elke boekenkast.
Lut Vanderaspoilden