Een bende, dat is rommel op de kinderkamer en ook: het achtkoppige vriendinnenclubje van Lieke. De bende van Lieke is het eerste kinderprozawerk van Robert-Jan Henkes. Het is meteen een voltreffer.
Amsterdammer Robert-Jan Henkes heeft zijn sporen al ruimschoots verdiend in letterenland: de Shakespeare en James Joyce-vertalingen, de vertalingen van het Beatles-oeuvre en de songteksten van Dylan. Van zijn werk voor de jeugd kennen we vooral het heerlijke kindergedichtenboek We doen speurtochtboswandelingverjaardag.
De bende van Lieke: de titel van het boek klinkt stoerder dan de inhoud. Kwajongensstreken (beter: kwameisjesstreken) zijn er nauwelijks bij, het gaat over het gewone leven. Dat is meteen de grote charme van deze 31 verhaaltjes waarin we door de ogen van Lieke naar de wereld kijken. Lieke is zelf aan het woord, alles is in de eerste persoon geschreven. De wereld van Lieke lijkt ons terug te katapulteren naar de wereld van twintig jaar geleden: een bestaan zonder smartphone en zonder spelconsole. Een wereld waarin jongens en meisjes onbekommerd buiten speelden en de klimaatopwarming nog geen thema was voor zorgelijke kinderhoofden. De vrijwel enige hints naar de actuele tijd zijn de vegetarische vader van Lieke, de film Toy Story 2 en de één keer vermelde coole telefoonhoesjes. Menig volwassen lezer zal er een nostalgisch gevoel van krijgen.
We kijken niet alleen door de ogen van Lieke, we volgen ook haar gedachtegang. Een tienjarig kind maakt vaak wonderlijk filosofische overwegingen waarbij al eens een absurd of grappig sprongetje wordt genomen, zo ook Lieke. Dit zorgt voor heerlijke, tegelijk diepzinnige en humoristische lectuur. Door de sprankelende taal van Robert-Jan Henkes leest alles snel en vlot weg. Je legt het boek pas opzij als je aan het laatste hoofdstuk toe geweest bent.
Robert-Jan Henkes werd eerder al wel eens vergeleken met Guus Kuijer. De verwantschap is inderdaad onmiskenbaar, zonder dat je van een gênante imitatie kan spreken. In de buurt komen van de grote Guus Kuijer: een mooier compliment kan je niet hebben. Ook Annie M.G. Schmidt is niet ver weg: De bende van Lieke ís gewoon Jip en Janneke, maar dan enkele klassen van de basisschool hoger. Henkes brengt dezelfde soort van eenvoudige scenes uit het doodgewone, dagelijkse leven, poëtisch beschreven met een hoge graad van herkenbaarheid voor elk kind. Op pagina 85 laat de auteur Lieke zeggen: “Ik vertel gewoon wat ik de moeite waard vind om te vertellen. Maar soms zijn dat juist de oninteressante dingen.”
Doelpubliek is het prepuberale schoolkind voor wie seksualiteit nog onontgonnen terrein is (“Ik wil helemaal niet groot worden. Als je groot wordt ga je aan jongens denken. Brrr. – Ja, zei Mila. En aan zoenen. Blèh! Vies! Onsmakelijk!” –). Al zijn er vast wel tienjarigen die er al anders over denken. De moeder en de meester in de verhaaltjes blijken wijze pedagogen die met slimme trucjes liefdevol het gedrag van de kinderen bijsturen. Robert-Jan Henkes vertoont meesterlijk psychologisch inzicht in de kinderziel als hij vriendschap en ruzies, ergernis, jaloersheid, bezitsdrang, verveling of vertedering beschrijft.
De belangstelling voor taal van de auteur blijkt uit enkele passages: waar leg je nu precies het accent bij het woord mikado? Van wat is het woord zoo een afkorting? En ja (het favoriete weetje van docenten Nederlands): in onze taal kan je ongestraft krankzinnig veel infinitieven op een rij zetten. ‘…Ik had het net zullen willen durven moeten mogen kunnen hebben gaan doen…’, riposteert Lieke als ze een standje krijgt van haar moeder als ze haar kamer niet heeft opgeruimd.
De auteur verraadt enkele malen op spitsvondige wijze zijn filosofische achtergrond (Robert-Jan Henkes leverde regelmatig bijdragen aan Filosofie Magazine). Zo is Poezendromen duidelijke geïnspireerd door de oosterse fabel van Tsjwang Tse die zich afvraagt of hij gewoon Tsjwang Tse is die droomt dat hij een vlinder is of een vlinder die droomt dat hij Tsjwang Tse is. Het laatste hoofdstuk, als zoveelste hoogtepunt, behandelt het thema van de uniciteit van het ‘ik’ en de wonderlijke gevolgtrekking dat ieder ‘ik’ vanuit een ander ‘ik’ wordt bekeken. Hume en Levinas komen hier om de hoek kijken. Het blijft allemaal goed te behappen voor een jonge lezer. Lieke bouwt op haar eentje al wat oosterse advaita-filosofie op: “Al die mensen zijn ook ik. En ik ben al die mensen ook”. Schitterend vinden we dat!
Een zeer opvallend onderdeel van De bende van Lieke zijn de illustraties. Gerenommeerd striptekenaar Aart Clerkx (ook bekend onder het pseudoniem Acé) maakte voor elk hoofdstukje een paginagroot tafereel waarin de verhaalelementen terugkomen, inclusief een tekstballonnetje. In de details zie je al eens een extra fantasietje waardoor elke afbeelding een zoekplaatje wordt waarmee je wel een minuut zoet bent en dat je later nog eens wil bestuderen. Dit maakt dat de uitgave iets heeft van een graphic novel. Het verhoogt zeker de charme van deze uitgave. Aart Clerkxs tekenstijl kan beschreven worden als de ‘Klare Lijn’ met wat extra arceringen. De figuren vertonen het soort van grimmige guitigheid die we ook bij Joost Swarte terugvinden. Oudere, Vlaamse lezers zullen ongetwijfeld aan Piet Pienter en Bert Bibber moeten denken.
Blijft het bij een eenmalig experiment van Robert-Jan Henkes? Of mogen we spoedig nog meer deeltjes verwachten? Guus Kuijers Madelief achterna? Stiekem hopen we al op het laatste want deze leuke, aantrekkelijk uitgegeven hardcover heeft ons hart gestolen.
Dirk Tavernier