Voor wie het nog niet mocht weten, de drie delen uit de serie De hongerspelen van Suzanne Collins behoren tot de populairste jeugdboeken ooit. Het wereldwijde succes werd zeker gestimuleerd door de verfilming, maar aan de basis ligt een uitgekiende mix van populaire ingrediënten: de verwijzingen naar de Grieks-Romeinse geschiedenis (het labyrint van de Minotaurus, de Romeinse gladiatoren …), het succes van de reality-tv én de vooral voor vrouwelijke lezers ‘spannende’ liefdesperikelen van de vrouwelijke heldin, Katniss Everdeen.
Dit nieuwe deel borduurt verder op deze succesformule, maar het hoofdpersonage is een jongeman, de achttienjarige Coriolanus Snow, uit het roemrijke geslacht dat de president van Panem leverde. Zijn familie is aan lager wal geraakt na de dood van zijn vader. Om aan de vernederende armoede te ontsnappen, wil Coriolanus schitteren als mentor in de hongerspelen. De machthebbers van het Capitool hebben het systeem van mentoren bedacht in een poging om de betrokkenheid van de bevolking bij de spelen te vergroten. Leerlingen uit de academie krijgen elk een tribuut uit de districten toegewezen die ze naar de overwinning moeten helpen. Het zit Coriolanus niet mee, hij wordt mentor van Lucy Gray, een meisje uit het zwakste District 12. Bovendien blijkt de rector van de universiteit, die het hoofd is van de spelen, iets tegen hem te hebben. Zijn kansen keren als er nog een nieuwigheid aan de spelen wordt toegevoegd: de mensen kunnen wedden op de tributen en de kleurrijke Lucy Gray, die prachtig kan zingen, wordt razend populair. Al snel bloeit er iets tussen Coriolanus en zijn tribuut, zeker als hij haar als mogelijke winnaar gaat zien. Gedreven door ambitie en zucht naar macht begint zijn moreel besef echter te vervagen en maakt hij keuzes die zijn leven en dat van anderen radicaal veranderen.
Het verhaal komt wat traag op gang, je moet dus doorbijten als je de bijna 600 bladzijden wil lezen. Maar ik moet toegeven, als de pionnen eenmaal zijn uitgezet, werkt de lectuur verslavend. Je raakt in de ban van Coriolanus’ intriges en twijfels én van de intrigerende figuur van Lucy Gray. Je wil weten of en hoe Lucy Gray het zal halen en hoe Coriolanus haar daarbij kan helpen. En na de spelen, als het lot zich tegen Coriolanus lijkt te keren, leef je met hem mee, al word je tegelijk gedwongen meer afstand te nemen van zijn daden en vooral van de motivering daarvan. Coriolanus is een complex personage, gestuurd door machtswellust en eigendunk, maar tegelijk ook door twijfels en onzekerheid. Dat maakt hem interessant, al mist hij diepgang om de lezer echt te raken. Door dat gebrek aan psychologische diepgang zijn sommige van zijn daden of gedachten minder geloofwaardig. Zijn relatie met Lucy Gray wordt daardoor nooit levensecht, zowel zijn verliefde gevoelens als zijn jaloezie blijven steken in clichés. Dat blijkt ook uit de soms onnatuurlijk klinkende gesprekken, bijvoorbeeld wanneer hij haar ‘op alle vlakken geweldig’ noemt. Over het algemeen is de stijl vlot maar onopvallend. Sterke beelden of originele taal lees je zo goed als nooit, wel clichés als ‘die Billy Taupe riekte naar hartstochtelijke gevoelens’. Boeiender, want mysterieuzer is de figuur van Lucy Gray, die een sterke vrijheidsdrang combineert met geslepenheid en een duistere kant.
Ook al missen de hoofdpersonages diepgang, de spannende avonturen waar ze aan blootgesteld worden, slepen je mee door het verhaal, vooral ook omdat ze je als lezer confronteren met indringende, morele vragen. Zowel de hongerspelen op zichzelf, waarin kinderen en jongeren elkaar moeten afmaken, als de manier waarop het Capitool de gruwelijke dictatuur verdedigt, roepen vragen op. Meerdere personages veroordelen de hongerspelen, maar het is vooral de jonge Sejanus die als een soort geweten optreedt, volgens zijn moeder wil hij altijd het goede doen. Door de omstandigheden raakt hij bevriend met Coriolanus, een ‘broederschap’ die uiteindelijk noodlottig afloopt en de lezer confronteert met een van de uitdagendste gedachten in het boek, met name dat de mens van nature gewelddadig is. Deze gedachte wordt wel te nadrukkelijk meegegeven, vooral door de stereotiepe slechterik dr. Gaul. Tegelijk blijft het eindoordeel dat de lezer over Coriolanus moet vellen, wel indringend.
Ondanks de beperkingen heeft De ballade van slangen en zangvogels alles om opnieuw een succes te worden. Het biedt verslavende lectuur, niet alleen omdat het de lezer nauw betrekt bij het lot van de hoofdpersonages of omdat het belangrijke morele vraagstukken oproept, maar ook door de filmische stijl waardoor je als het ware meekijkt met de camera’s in de arena. De verfilming zal dan ook niet lang op zich laten wachten, net als het volgende boek over Coriolanus. Het slot bevat heel wat onopgeloste vragen en spannende ingrediënten die de fans ongetwijfeld doen reikhalzen naar het vervolg.
Jan Van Coillie