Dit boek gaat over Tijm, een bescheiden aardige jongen, een beetje een piekeraar. Niet zo’n wonder, want zijn vader is overleden en zijn zusje heeft vaak last van astma. De grote mensen troosten hem, ze noemen hem de allerliefste jongen van de hele wereld. Toch maakt Tijm zich zorgen over later. Zal hij wel kunnen zorgen voor een gezin? Helpt het als je lief bent om geld te verdienen? En wat als mama ook zou sterven? Moeten hij en zijn zus dan naar een weeshuis?
Al die zorgelijke gedachten waren rond in zijn hoofd. Op een dag besluit hij om er iets aan te doen. Met een hoed van papa en een klapstoeltje gaat hij op de stoep zitten bedelen. Zo verzamelt hij alvast geld voor later. En als er nog een vreemde tovermunt tussensteekt is dat meteen goed voor een lang gesprek met mama die haar zoontje steeds helpt om positief te denken.
Ted van Lieshout tekent een hartverwarmend portret van een kleine jongen die geconfronteerd wordt met de harde kanten van het leven. Zijn ontwapenende gedachten en dromen zetten groot en klein aan het denken. Verdriet en rouw worden met speelse humor aangebracht. Het boek verscheen voor het eerst in 1988 maar het heeft nog niets van zijn kracht verloren.
Sylvia Weve tekende leuke prenten die goed aansluiten bij de tekst. De slome slakken die onderaan elke bladzijde langzaam voortglijden, verwijzen naar de hobby van Tijm. Het slakkenboek dat hij van tante Ingrid kreeg is zijn lievelingsboek.
Rita Ghesquiere