‘Voor de eerste keer in New York aankomen was alsof je een bordje om had me WIE ROLT ME. Overvallers overvielen. Spuiters spoten. Zakkenrollers rolden…’
Met deze krachtige intrede rol je als het ware de grootstad binnen, met de hitte en de stank van New York City, juni 1983. Beth komt voor het eerst alleen aan en kan er overnachten in een piepkleine flat bij Dawn en Tom. Er heerst een depressieve sfeer. Ze kan werken als stagiaire op de redactie van een dagblad en leert de andere stagiaires Edie, Oliver en Dan kennen. Rosoff typeert die personages meteen haarscherp: ‘De mannelijke stagiairs stonden bij elkaar – lange Oliver met hoornen bril in zandkleurig pak, en Dan die, gretig als een dobermann, praktisch op zijn tenen stond te wippen. Beth keek nog eens naar Oliver, bijna knap, met die lange, rechte neus en het vaag ironische voorkomen van een negentiende-eeuwse Engelsman. Dan had iets van een rocker met zijn smalle leren stropdas. Edie, die iets opzij stond, droeg een fluorescerend oranje mini-jurkje met groene plastic oorringen. Beth voelde zich zo saai als een karper.’ Beth trekt bij Edie in en ook die vriendschap wordt met rake pennenstreken vastgelegd. Er gebeurt niet echt veel in het boek, maar alles wordt met scherpe dialogen en heerlijke overdrijvingen neergezet.
Het boek gaat over vriendschap en ontgoocheling, maar ook die laatste wordt met heel veel humor gebracht. Niet de plot sleept je mee, maar het perfecte inzicht in de gedachten en leefwereld van jongvolwassenen. Het boek barst van kleine opmerkzaamheden en fijngevoeligheid. Lees maar hoe de auteur Beths ervaring weet te vatten in een paar woorden wanneer een kelner haar bij een tweede bezoek onmiddellijk vraagt ‘ontbijt speciaal dubbel gebakken, koffie met extra toast. Voor Beth is dat: ‘Alsof ze een sleutel tot de stad kreeg’. Alle lof voor een auteur die zo haarscherp ervaringen en emoties weet te verwoorden!
Lieve Lams