Jim wordt door zijn zus bang gemaakt dat hij van school gestuurd gaat worden. Om zeker te zijn dat zijn zus niet liegt, luistert hij met zijn beste vriend Charlie de leerkrachten in de leraarskamer af. Twee van hen hebben een heel rare conversatie… in een erg vreemde, geheimzinnige taal. Voor Charlie en Jim het goed en wel beseffen, raken ze verwikkeld in een mysterieus verhaal over een geheime taal, glimmende polsbanden, gloeiende blauwe ogen en vingers, een kaart van Schotland en hun eigen fantasie. Wanneer Charlie verdwijnt, beseft Jim dat het menens is. Samen met zijn zus gaat hij naar hem op zoek…
Jim is vastberaden zijn vriend terug te vinden, al moet hij daarvoor enkele duizenden lichtjaren reizen! Mark Haddon schrijft een avonturenverhaal volgens de regels van het vak: een portie jonge wijsneuzen, een dosis sciencefiction, een snuifje humor en een groot aandeel clichés. En men geve het toe, het werkt en het blijft werken.
Vele jonge lezers zullen meegezogen worden in dit fantasieverhaal, dat door de realistische beschrijvingen en herkenbare verwijzingen naar de leefwereld van de jongeren aanvankelijk pagina per pagina aan geloofwaardigheid wint. De trage opbouw wordt enigszins goedgemaakt door de (letterlijk en figuurlijk) flitsende – maar helaas minder geloofwaardige – laatste hoofdstukken. Het boek eindigt met een onvoorspelbare ontknoping, die jammer genoeg zoals sommige personages uit het niets verschijnt en de lezer toch een beetje op zijn honger laat zitten.
Ook de hoofdpersonages zijn door hun flat character niet erg overtuigend. Maar de onserieuze lichtheid van het hele gebeuren weet Haddon dan weer stevig aan te dikken met andere absurde personages, zoals hippe sprekende spinnen, en allerlei technische hightechsnufjes.
e mysterieuze taal die de avonturen en het verhaal op gang brengt, blijft een wartaal, maar sterkt ook die lugubere, absurde sfeer van het boek. Misschien weinig vernieuwend, maar erg geheimzinnig en spannend voor liefhebbers van fantasie en avontuur! – Door Annelies Marin –