Met Arthur ontmaskerd sluit Philip Reeve aan bij de eeuwenoude Arthurtraditie. Het lijkt erop dat de legendarische strijdheer nog steeds tot de verbeelding spreekt. Toch is deze jeugdroman niet zomaar de zoveelste bewerking van de bekende verhaalstof.
Reeve heeft een verfrissende invalshoek gezocht en gevonden. Wanneer Arthur en zijn gezellen de burcht van Ban plunderen, weet het dienstmeisje Gwyna ternauwernood te ontsnappen. Ze ontmoet Myrddin, bard en verhalenverteller van Arthur, en komt zo in het gezelschap van Arthur terecht. Via Myrddin leert ze al snel dat achter de mythes een heel andere Arthur schuilt. Arthur blijkt een ordinaire vechtersbaas en net als vele andere legeraanvoerders in Brittannië is hij enkel belust op macht. Als Gwyna hem van dichtbij bekijkt, denkt ze bij zichzelf: ‘Hij leek minder op een God dan ik had verwacht’. Hier wijkt de schrijver af van de traditionele Arthurlegenden en kiest hij voor een meer realistische geschiedenis. Ook daarom kiest hij voor historische plaatsnamen en voor de Keltische eigennamen van de personages. Zo lezen we nergens Merlijn of Geneviere maar wel Myrddin en Gwenhwyfar.
Reeve slaagt erin Arthur los te maken van zijn verhalen en hem te ontmaskeren. Een element dat in de Nederlandse titel van het boek meer tot uiting komt dan in de Engelse Here lies Arthur. Reeve blijft weliswaar balanceren op een slappe koord. De waarheid omtrent de historische figuur Arthur is immers nog steeds heel onzeker. Bovendien kiest hij zelf ook voor een traditionele romanvorm, met nieuwe fictieve personages zoals Gwyna.
De ontmaskering blijft dus ergens halverwege steken. Met de ontmaskering brengt de auteur wel het verhaalthema kritisch op de voorgrond. Net omwille van de verhalen raakte de historische werkelijkheid zoek. Maar wanneer Myrrdin één van zijn vele verhalen over Arthur vertelt, wordt duidelijk dat die legendevorming niet per definitie negatief hoeft te zijn.
Soms hebben we verhalen nodig. En zo kunnen we het motief raden waarmee Reeve deze roman schreef. ‘In de stilte aan het einde van het verhaal kijk ik om me heen. Ik zie de uitdrukking op hun gezichten en voel dat ik net zo kijk. Een betoverende blik. Toch is het niet zo dat we dat verhaal geloven. We weten allemaal wel dat er hier geen groene man is geweest of heeft rondgelopen met zijn hoofd in zijn hand. En toch hebben we het gevoel dat we iets hebben gehoord dat waar is.
Zelfs Arthur voelt dat, achterovergeleund in zijn grote stoel met Cunaide aan zijn zijde en zijn jachthond Cabal aan zijn voeten. Even zijn de echte Arthur en de Arthur uit het verhaal een en dezelfde en beseffen we dat we deel uitmaken van het verhaal, wij allemaal.’ Door de nieuwe invalshoek via het fictieve personage Gwyna krijgt het verhaal een heel andere sfeer dan verwacht. Wanneer Gwyna in het eerste deel van het boek als jongensknecht van Myrddin meereist met de troepen van Arthur, vangen we een glimp op van de veldslagen en het mannenleven.
Later wanneer Gwyn opnieuw Gwyna wordt en als dienstmeisje van Gwenhwyfar verschijnt, wordt ook de positie van de vrouw in de Arthursages belicht. Dit dubbele karakter van het boek richt zich duidelijk tot een dubbele doelgroep.
De transformatie van jongen naar meisje draagt ertoe bij dat het boek ook vast en zeker door een meisjespubliek gesmaakt kan worden. Het boek leest zeer vlot, al is het even wennen aan de vele schilderachtige beschrijvingen. Reeve combineert hier op een intense manier zijn talenten van schrijver en illustrator en brengt de Arthurverhalen ‘ontmaskerend als licht in de duisternis’.
– Door Klaartje De Boeck –