Als je dacht dat de eerste die een stap op de maan zette een mens was, dan heb je het fout. Torben Kuhlmann weet je in woord en beeld ervan te overtuigen dat het een muis was, een kleine maar o zo dappere muis. Je wordt letterlijk in het boek gezogen vanaf de eerste illustratie. De manier waarop Kuhlmann het perspectief hanteert, is grandioos. Vanuit vogelperspectief wordt je blik langs een sterrenkijker heen naar de muis geleid die erdoor tuurt en dan verder naar de stapel boeken waar hij op staat en de andere voorwerpen op de zolderkamer.
De sepia tinten roepen meteen de sfeer van vroeger op. De tekst op de volgende pagina preciseert plaats en tijd: Amerika, 1954. Kuhlmann speelt niet alleen met het perspectief, maar ook met de vlakverdeling op de pagina’s. Boven de eerste tekst plaatst hij meteen de kleine muis centraal, met zijn kopje in een ovalen kadertje. De rechterpagina is gevuld met vijf ingelijste prenten van verschillende grootte, die door de kleuren en de witte rand lijken op oude postkaarten. Ze verbeelden de fascinatie van de muis voor de maan. Hij heeft namelijk vastgesteld dat de maan van steen is. Die fantastische ontdekking wil hij meteen delen met de andere muizen. Hij gaat naar hun geheime ontmoetingsplaats in een kaaswinkel, maar de andere muizen geloven hem niet: iedereen weet toch dat de maan gemaakt is van … kaas. Soms is ze geel als Goudse kaas, soms wit als Camembert en soms oranjerood als cheddar. De muis is erg teleurgesteld, maar dan krijgt hij een brief van iemand die hem wel gelooft en meteen trekt hij ernaartoe.
Op de volgende prent staar je vanuit muizenperspectief in de ontzagwekkende hall van een station. Na een voorspoedige reis belandt de muis in een bijzonder museum, gewijd aan de geschiedenis van de muizenluchtvaart. De oude suppoost wakkert zijn enthousiasme aan en in het muizenkopje groeit een ongelooflijk plan: hij wil een reis maken naar de maan. Geen enkele moeite is hem daarna te veel. Hij gaat colleges astronomie volgen aan de universiteit, maakt een ruimtepak, test dat uit in een viskom, wat hem de schrik van zijn leven bezorgt en ontwerpt vervolgens verschillende ruimtetuigen. Zijn eerste capsule lanceert hij met behulp van een katapult, gemaakt van een panty. De vindingrijkheid van de muis – en de illustrato r- wekt voortdurende verbazing en een glimlach op. De eerste poging loopt bijna faliekant af: de dubbele prent waarop de muis aan een draadje bengelt boven de stad, is onvergetelijk. Maar onze muis geeft niet op: zijn tweede tuig is nog fantastischer. Hoe het gemaakt is, is te mooi om te verklappen. De afloop is dramatischer dan bij de eerste poging: het hele huis brandt af, waardoor de politie achter hem aan gaat. Hier komt Kuhlmanns belangstelling voor oude politiefilms op de voorgrond.
De illustratie neemt het over van de tekst: je krijgt een inkijk in een politiekantoor, met een briefje op de muur gespeld: ‘Waar is de muis?’. De muis zet door en daardoor wordt zijn verhaal er een van volharding, vanuit de overtuiging dat ook het onmogelijke mogelijk kan worden, als je er maar sterk genoeg in gelooft. Vanuit die overtuiging en dat doorzettingsvermogen slaagt de kleine muis erin om alle hindernissen en muizenissen te overwinnen.
De titel van een van de laatste hoofdstukken refereert aan de beroemde uitspraak van Neil Amstrong, de eerste man op de maan: ‘Een kleine stap voor een muis.’ De slotprent, waarop de dappere reiziger begroet wordt met ‘Welkom terug maanmuis’ is hartverwarmend. Het voelt alsof je het avontuur zelf mee beleefd hebt en de held persoonlijk kent. Dat is het resultaat van een indrukwekkende combinatie van tekst en illustratie.
Jan Van Coillie