We schrijven 1846. Anna lijkt een doorsnee meisje. Ze gaat naar school met haar zussen, helpt in het huishouden en mist haar vader die, als zeeman, vaak van huis is. Toch gaat niet alles zo goed als op het eerste gezicht lijkt. Een paar maanden geleden stierf Anna’s broertje Cornelis en het rouwproces vergt erg veel van het gezin.
Vooral de ouders van de kleine Cornelis valt het verlies zwaar, maar ook de drie overgebleven zusjes weten niet goed hoe ze moeten reageren op zijn overlijden. De opluchting is groot wanneer vader Abrahamsz van een lange zeereis terugkeert naar huis. Helaas moet hij al snel opnieuw uitvaren…
Omdat hij zijn familie niet wil achterlaten in deze moeilijke periode, neemt hij hen mee op een avontuurlijke reis naar Nederlands-Indië. De reis doet iedereen goed en brengt nieuwe vriendschappen, maar vooral de terugweg naar Nederland heeft een grote verrassing in petto… Het boek speelt in op verschillende aspecten van het dagelijkse leven en de geschiedenis van de Nederlandse maatschappij.
Vooreerst het historische aspect: de reis van Anna vond plaats in 1846 en 1847. Haar dagboek, dat bewaard wordt in het Scheepvaartmuseum in Nederland, vormde de basis voor dit boek. Anna ontdekt Nederlands-Indië, een gebied dat lange tijd gekoloniseerd werd door Nederland. Ze kijkt naar kolonisatie zoals het in die tijd gewoon was, heel anders dan wij nu doen. Daarnaast is er het belangrijke thema van rouw, dat veel aandacht krijgt, zij het vooral onderhuids. Af en toe wordt er expliciet gesproken over Cornelis, maar zelden of nooit over hoe het gezin omgaat met verdriet. Ook vandaag zoeken velen naar manieren om het verlies van een dierbare te verwerken, en vaak is het moeilijk om daar openlijk over te spreken.
Marie Linde Boesmans