Wat is de beroemdste kinderklassieker? Op die vraag zullen velen antwoorden: ‘Alice in Wonderland’. En terecht. Van dit boek van Lewis Carroll uit 1865 verschijnen nog steeds nieuwe uitgaven over de hele wereld, met illustraties van de bekendste illustratoren.
In deze uitgave treedt Valeria Docampo in het spoor van onder meer Anthony Browne, Lisbeth Zwerger, Helen Oxenbury, Rebecca Dautremer en Floor Riedel. Elk op hun manier schiepen ze een nieuwe Alice die een eigentijdse invulling moest geven aan de klassieke versie van John Tenniel die meer dan een eeuw lang de herdrukken een gezicht gaf.
Docampo’s Alice oogt frêle, met wijd uiteen staande ogen, een klein mondje en neusje en witgrijs haar, froufrou geknipt. Het opvallendst is haar verwonderde blik die je al meteen op de kaft aanstaart, en die je terugvindt in de confrontaties met onder meer madame Hertogin of met de Maartse Haas en de Maffe Hoedenmaker. Die blik treft raak wat Alice het meest typeert in Wonderland, of zoals Alice-kenner Nicolaas Matsier het noemt: ‘Verbazië’. Maar niet alleen Docampo’s hoofdpersonage spreekt aan, dat doen tal van illustraties in het boek. De afbeelding van Alices val in de konijnenpijp bijvoorbeeld is indrukwekkend, met een lange kast die de schacht doormidden snijdt, gevuld met alles wat Alice ziet tijdens haar val. Docampo’s kleurbeheersing is ijzersterk, net als haar spel met perspectieven, iets waarvoor het verhaal zelf talrijke mogelijkheden biedt. Als Alice uiteen schuift, lijken haar benen op reusachtige stelten, gezien vanuit het perspectief van het witte konijn op de voorgrond. Een konijn dat trouwens op zichzelf heel origineel getekend of beter vertekend is.
Deze Alice in Wonderland is niet alleen een prachtig kijkboek maar ook een schitterend voorleesboek. Er zijn op de eerste plaats de vele klassieke, onvergetelijke passages vol absurde toestanden die grote en kleine lezers en luisteraars meetronen naar Verbazië. Denk aan de beginscène waarin Alice zich verbaast over het witte konijn dat een horloge uit zijn vestzak haalt, de zwempartij in het tranenmeer, de gekke theepartij met de Hoedenmaker en de Maartse Haas, de kreeftendans, de ontmoeting met de grijnzende kat of de knettergekke rechtszaak bij de Hartenkoningin. Alle twaalf de hoofdstukken uit het origineel zijn in deze versie bewaard. Wel geschrapt zijn het openingsgedicht over het boottochtje met de zusjes Liddell en het slotfragment met de droom van Alices zus. Daarvoor is de Franse bewerker Emmanuèle Sandron verantwoordelijk. De vlot leesbare, soepele Nederlandse tekst is van de hand van Siska Goeminne. Daarmee voegt ze zich bij een schare grote vertalers die zich waagden aan wat wel eens de ultieme uitdaging genoemd wordt voor een vertaler van kinderliteratuur. Alice in Wonderland staat immers vol woordspelingen, (verborgen) culturele verwijzingen en parodieën op bestaande gedichten. De vertalingen van die gedichten zijn in deze versie het zwakst. Siska Goeminne slaagt er wel in de meeste verwijzingen en woordspelingen te bewaren, maar dit gaat ten koste van het ritme en vaak ook het rijmschema. Ook andere woordspelletjes vertaalt ze minder sterk dan voorgangers als Nicolaas Matsier of Sofia Engelsman, bijvoorbeeld in het fragment met de Schijnschildpad en de Grijpvogel over de vakken die ze op school kregen. De onderdelen van rekenen worden bij haar: ‘zeerkunde, afleidingen, walgebra en plusachten.’ De opsomming klinkt goed en heerlijk absurd, maar verliest de verwijzing naar de vier klassieke onderdelen van rekenen, die Matsier en Engelsman wel weten te bewaren in ‘optillen, afbekken, gemenigvuldigen en stelen’ en ‘Opsnijden, Afbekken, Beschuldigen, Stelen.’ Het grote pluspunt van Goeminnes vertaling zijn dan weer de klankrijkdom en de helderheid, die het voorleesplezier zeker bevorderen. Dat merk je al in de titel van het eerste hoofdstuk: ‘Holderdebolder in het konijnenhol’ (vergelijk met ‘Het konijnenhol in’ en ‘Het konijn achterna’). Ook elders voegt ze geregeld woorden toe die de tekst extra klank bezorgen, bijvoorbeeld ‘totaal normaal’ (in plaats van ‘gewoon’) of ‘gloeiend nieuwsgierig’. Verduidelijkend én klinkend is de herhaling bij de woordspeling ‘ze zaten diep in de put in de put.’
Alice is tijdloos en kan dan ook in elke tijd een nieuw jasje aangemeten krijgen, in een eigentijdse taal en met nieuwe illustraties. Zolang die taal blijft sprankelen als in het origineel en de tekeningen blijven verbazen, zal het avontuur in Wonderland lezers en kijkers blijven verwonderen.
Jan Van Coillie