Dansen in diep water vertelt het verhaal van een groep meisjes die na een vliegtuigcrash op een onbewoond eiland beland is. Allemaal worden ze aangetrokken door een hutje dat bovenop een heuveltop staat. Daar ontmoeten ze elkaar en groeit al snel het besef dat ze op elkaar aangewezen zijn om te overleven.
In eerste instantie neemt Rafa de leiding over de groep. Zij en Bess hadden als eerste de hut ontdekt en zij vinden dat dit hen het recht geeft om de leiding op zich te nemen.
Rafa heeft goede padvinderskwaliteiten en kan iedereen na een tijdje overtuigen om beneden op het strand een ruime hut te bouwen om in te slapen en bovendien een groot vuur brandend te houden om de aandacht van vliegtuigen en schepen te trekken. De meisjes nemen de taken die ze van Rafa krijgen op zich. Van in het begin is er echter een spanning voelbaar tussen Rafa enerzijds en January met haar kompanen – Olga, Vera en Venetia – anderzijds. Deze spanning leidt tot de ultieme machtsstrijd tussen Rafa en January, waardoor er uiteindelijk twee kampen in de groep onstaan. Niet alleen de machtsstrijd tussen de twee leiderstypes zorgt voor problemen. Ieder meisje heeft ook haar eigen ‘rugzakje’, gevuld met persoonlijke ervaringen, problemen en angsten. Overleven doe je niet alleen, maar wat als je je wel degelijk alleen voelt? Als je je niet thuis voelt in de groep? Hoe zorg je ervoor dat je je niet laat leiden door je angsten? Hoe ga je niet ten onder aan de onzekerheid? Zullen ze er in slagen om de aandacht van de buitenwereld te trekken? Met andere woorden, kunnen de meisjes overleven op het onbewoond eiland?
Dansen in diep water toont aan dat mensen allemaal op hun eigen manier omgaan met gevaar en angst. Als het op overleven aankomt, kunnen mensen soms erg onverwacht uit de hoek komen. Sommige meisjes voelen zich verlamd door angst, andere halen troost en zekerheid uit de daadkracht van een leidersfiguur, terwijl nog andere het hele ongeluk als een kans op een exotische vakantie beschouwen.
Deze onderlinge verschillen zorgen er uiteindelijk ook voor dat er zich dramatische gebeurtenissen voltrekken op het eiland. Dit boek is bovendien een interessante reactie op Lord of the Flies van William Golding uit 1954. In dat boek moet een groep jongens uit een kostschool weten te overleven in de wildernis. Hoewel zij zichzelf als beschaafde, nette jongemannen zagen, werd hun avontuur uiteindelijk een gruwelijke nachtmerrie. William Golding zei toen dat zijn roman nooit geschreven had kunnen worden met meisjes in de hoofdrol, omdat vrouwen nu eenmaal veel beschaafder zijn dan mannen.
Laure Van den Broeck wil met Dansen in diep water aantonen dat meisjes weliswaar minder fysiek gewelddadig zijn, maar ook heel sluw en kwetsend kunnen zijn. De schrijfster geeft in haar inleiding bij het boek ook aan dat ze vindt dat er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de zogenaamde onschuld en tact van vrouwen in een maatschappij waar amper vrouwelijke leiders zijn. Dansen in diep water is een fijn boek dat vlot leest en geen al te ingewikkeld taalgebruik bevat. Toch zijn er twee mogelijke valkuilen.
Sommige hoofdstukken zijn redelijk lang (hoofdstuk 1 telt bijvoorbeeld +/- 50 pagina’s). Dit kan lezers misschien afschrikken die niet zo vlot lezen of het lezen graag opdelen in kleinere stukjes. De machtsverhoudingen tussen de meisjes – het populaire meisje dat kickt op aandacht, het timide en onzekere meisje, het stoere meisje etc. – zijn voor de meeste jongeren waarschijnlijk wel herkenbaar. In de klas, op de sportclub of in de jeugdbeweging zullen zij ook in aanraking komen met deze types. Het kan echter ook wat cliché overkomen: het mooie, populaire, blonde meisje January; Rafa, het stoere type met kort haar; Bess, het onzekere meisje met overgewicht.
Karen Bergen